pinda's en verzot op kaas? Als „bij
voeding" krijgen ze van tijd tot tijd
wat honing en, indien het verkrijg
baar is, ruwe kandij. Wanneer ze
terugkomen van een wedvlucht wacht
hun een tractatie in de vorm van
„snoepzaad".
Ja, die wedvluchten, wellicht de
meest boeiende kant aan deze hobby.
Beginnen we met enkele „technische"
bijzonderheden. De wedvluchten met
oude duiven worden gehouden van
begin mei tot eind juli. De eerste maal
worden de vogels bij Roosendaal ge
lost en vervolgens gaat het iedere
week verder zuidwaarts met als meest
zuidelijke losplaats Bordeaux. Er zijn
twee aparte vluchten, waarbij de dui
ven nog grotere afstanden moeten
„overbruggen", namelijk van St. Vin
cent (1100 km) en van St. Sebastian
in Spanje (1200 km).
De wedvluchten voor de jonge dui
ven, die geboren zijn in februari/
maart, beginnen half juni. De eerste
vlucht vindt plaats vanaf een oefen
station op 15 km afstand van het
hok. Ook voor de jonkies worden de
afstanden steeds opgevoerd, tot aan
Orleans (540 km) toe. Na hun eerste
seizoen worden de jonge duiven een
jaar op non-actief gesteld, daarna
gaan ze mee op grote wedvluchten.
Een vlucht tot 300 km heet „vitesse",
een van 300 tot 500 km wordt „mid-
fond" genoemd en als de duiven ver
der dan 500 km vliegen, maken ze
een „fondvlucht".
In de wedstrijdsport gaat het er na
tuurlijk om successen met de duiven te
behalen, dat wil zeggen niet alleen
kampioenschappen, maar ook prijzen.
En om in de prijzen te kunnen vallen,
moet men meedoen met de poule, een
bepaald systeem met een inleg, die
kan oplopen van 5 cent tot, in spe
ciale gevallen, 10 gulden. De prijzen
variëren van kleine geldbedragen tot
meubilair, huishoudelijke artikelen als
wasmachines en stofzuigers, radio- en
tv-toestellen en zelfs auto's!
Over de prestaties van de vogel, die
de prijzen en/of kampioenschappen
voor zijn baas in de wacht sleept,
moet men niet gering denken. Zo
heeft de heer Van Buuren eens een
duif gehad, die in drie vluchten, ver
deeld over evenzovele weken, een
afstand van 2200 km aflegde. De
snelheid van een duif is, bij normale
weersomstandigheden, 60 tot 70 km
per uur. In mei van dit jaar, tijdens
de derde wedvlucht, kwamen alle
geloste duiven, gedragen door een
zuidwesterstorm windkracht 9, met
een gemiddelde snelheid van 135 km
per uur op huis aankoersen. Dat in
zo'n geval het oriënteringsvermogen
van de duif wel een bijzonder grote
rol speelt, is zonder meer duidelijk.
Duivenliefhebbers zijn trouwe radio
luisteraars wat de postduivenberichten
betreft. En, geduldige wachters als
het zo ver is dat hun vogels in aan
tocht (kunnen) zijn. Vroeger werd er
alleen op zondag gevlogen, maar met
de invoering van de vrije zaterdag is
de afdeling Amsterdam op zaterdag
gaan vliegen. „En dat bevalt me
best," zegt de heer Van Buuren.
Wanneer er landelijke vluchten vanaf
bijvoorbeeld Orleans plaatsvinden, zo
Boven, een broedende duif en onder een jonge
duif (ongeveer tien dagen oud), met zijn
vader, een zg. krasse doffer.
horen we, dan worden daar op het
startsein 2.000 manden snel geopend
en storten zo'n 60.000 duiven zich
nagenoeg gelijktijdig in het luchtruim.
Dat moet een machtig gezicht zijn!
De vluchten worden meestal over
land, vanuit het zuiden, gehouden.
Maar eenmaal per jaar vindt er een
vlucht vanuit Engeland plaats. Het
merkwaardige feit doet zich dan voor,
dat de jonge duiven rechtstreeks de
Noordzee oversteken, terwijl de oude
vogels, voorzichtiger en meer ervaren
als ze zijn, liever een omweg van
300 km maken en eerst bij het Nauw
van Calais de oversteek wagen.
Na de lossing probeert elke duif voor
zich zo snel mogelijk de weg terug
naar het eigen hok af te leggen. Deze
„drang naar huis" kan verschillende
redenen hebben. De manier nu waar
op de liefhebber zijn dieren een drijf-
veer-om-snel-thuis-te-komen bezorgt,
is het eigenlijke duivenmelken. Er be
staan verschillende „technieken"; men
kan „spelen" op jaloezie, weduw
schap of halfweduwschap. Ook kan
men bijvoorbeeld een duivin laten
vliegen op haar eitjes. Dit lijkt mis
schien een beetje wreed, maar het is
het niet: de taak van het broeden
11