I
i
!3
•3
I
If,
!n
i
f
t
noemd, zoals het hoofdwerk, bovenwerk en borstwerk.
Wanneer zich vóór het hoofdorgel nog een klein orgel
bevindt, wordt dit rugwerk of rugpositief genoemd. Een
voorbeeld hiervan zien we op de foto van het orgel in
de Grote Kerk te Schiedam. Zo'n rugpositief bevat alleen
zachte stemmen en het wordt vooral gebruikt bij de
uitvoering van grote werken als bijvoorbeeld van Bach.
De stemmen uit dit kleine orgel vormen dan als het
ware de zachte echo's in bepaalde gedeelten van deze
werken.
De pijpen vormen het meest belangwekkende deel van
het orgel, zij zijn de stembanden die de klank verwek
ken. De pijpen zijn in twee hoofdgroepen te verdelen,
de labiaal- en de tongpijpen. Om enkele stemmen bij
name te noemen, onder de eerste horen: Open fluit,
Nachthoorn, Violon, Gemshoorn, Dolce, Tolkaan, Hol-,
Roer- en Koppelfluit. Onder de tongpijpen vallen onder
andere de volgende stemmen: Trompet, Klaroen, Bazuin,
Fagot, Hobo, Clarinet en Kromhoorn. Wat de stemmen
betreft kan men het orgel in drie groepen verdelen,
namelijk de praestanten, die het hoofdgeluid vormen,
de fluiters, die een zachtere, fluitende klank hebben en
de strijkers die, zoals de naam reeds zegt, strijkinstru
menten imiteren.
Het is misschien goed te bedenken dat, ondanks al deze
namen van verschillende instrumenten, het orgel geen
„eenmansorkest" is, zoals wel eens wordt gezegd. De
timbres van de stemmen, d.w.z. de zelfstandige registers,
komen wel overeen met de instrumenten die erop staan,
maar er wordt met het orgel in genen dele een orkest
geïmiteerd.
-li-
De wind voor de pijpen wordt geleverd door schep-
balgen of door een met een elektromotor verbonden rad
met schoepen (ventilator), die de wind door deze kana
len naar de balgen drijft. Deze balgen dienen om de
wind op een gelijkmatige winddruk te brengen. Door
gaans is deze druk niet sterker dan een zacht blazen
van de mond. Van die balgen uit wordt de wind door
kanalen gevoerd in de luchtpijpen van het orgel, de zgn.
windladen. Deze vormen het distributie-apparaat van
de wind voor de pijpen. Op de kistvormige laden zijn
de pijpen in regelmatig aflopende rijen opgesteld. Zij
kunnen bij opening van de ventielen in communicatie
komen met de wind in de lade, die door schotjes in
evenveel cancellen (langwerpige kastjes) is verdeeld als
er tonen of registers zijn.
Het regeerwerk is de verbinding tussen de toetsen en
registers enerzijds en de windladen anderzijds. Het
wordt ook wel mechaniek of tractuur genoemd. Dit re
geerwerk kan zijn: mechanisch, dat wil zeggen als een
ononderbroken hefbomenstelsel, waarbij de organist de
sensatie van een rechtstreeks contact met de pijpven-
tielen heeft, evenals elke bespeler van een ander instru
ment dat voelt; pneumatisch, dat is met tussenschakeling
van een buizenstelsel, waardoor de wind als beweeg
kracht van de pijpventielen fungeert; elektrisch, dus met
tussenschakeling van elektrische stroom, contacten, dra
den en magneten, die de wind tot de pijpen toelaten.
Bij zowel pneumatische als elektrische tractuur kan de
aanslag en registerbediening zó gemakkelijk worden ge
maakt, dat zelfs een insekt een toets „tot spreken" kan
brengen. Het bespelen van een mechanisch orgel daar
entegen is zwaar. Toch ziet men tegenwoordig veelal
weer een terugkeer naar de oude mechanische orgels uit
de tijd van Bach en Handel. Verder vinden we nog
combinaties van tractuursystemen, bijv. mechanisch-
pneumatische of elektro-pneumatische.
We zijn ten slotte aangeland bij het zenuwstelsel van
het orgel, de centrale plaats van waaruit speciaal de
windladen met het pijpwerk worden bediend namelijk
de speeltafel of klaviatuur. Deze heeft een, twee, drie
of vier handklavieren, manualen en één voetklavier, pe
daal. Dit laatste kan vrij zijn, d.w.z. dat het eigen
registers heeft, óf het is aangehangen, waarbij het eigen
lijk een afleiding is van het grote orgel. Pedalen zijn
niet altijd bassen, soms zelfs kunnen zij hogere tonen
voortbrengen dan het hoofdklavier. Ook is het mogelijk
met de voeten tweestemmig te spelen, waarbij iedere
voet één stem voor zijn rekening neemt. Het spelen met
de voeten gaat overigens net zo snel als met de handen.
Over de bediening van de speeltafel valt nog het vol
gende op te merken. Iemand die een harmonium kan
bespelen, kan niet zonder meer (goed) op een kerkorgel
spelen; men heeft wel degelijk ook pianotechniek nodig.
Het orgel is verder het instrument met de grootste toon
omvang, m.a.w. het omvat het hele toonstelsel. Het is
bijvoorbeeld mogelijk een lagere toon te produceren dan
de laagste op de piano en aan de andere kant een
hogere dan de hoogste op laatst genoemd instrument.
Daarbij zijn de klavieren kleiner dan die van de piano's.
Toch zijn die manualen geen voortzetting van octaven.
Eigenlijk zijn het verschillende orgels.
Boven en/of naast de manualen zijn de registers aange
bracht in de vorm van knoppen, wippers of labels. Door
middel van koppels kunnen de klavieren onderling
worden verbonden. Deze hebben alle hun eigen registers
en het verschil in de klavieren ligt in de soorten regis
ters, die er bij horen. Al deze registermogelijkheden nu
bepalen de dispositie (het registergeheel) van een orgel.
Bovendien zijn op de speeltafels van de laatste vijftig
jaar nog allerlei speelhulpen aangebracht. Om een voor
beeld te noemen, het is mogelijk door bediening van
bepaalde knoppen ineens het volle werk (tutti) te
krijgen.
De speeltafel, afgebeeld op de foto, mogen we gerust
een der grootste en mooiste orgelwerken van ons land
noemen. Hij staat in de Nieuwe Zuiderkerk aan de West
zeedijk in Rotterdam. Het orgel werd in 1916 voltooid
en heeft in totaal 5415 pijpen, waaronder 482 houten
en 4933 tinnen pijpen. Een bijzonderheid van dit orgel
is, dat het ook van achter uit de kerk kan spelen. Een
der manualen dient voor het bespelen van het zgn.
Echo- of Fernwerk. Dit is een gedeelte van het orgel,
dat zich in een afgesloten ruimte boven het hoofdorgel
en het plafond bevindt. Door een twintig meter lang
en twee meter hoog en twee meter breed kanaal van
gewapend beton, dat in de kap van de kerk is aange
bracht en doorloopt tot dicht bij de toren komt het
geluid in het kerkruim als het ware uit de verte aan-
ruisen.
Dit alles kan slechts een beknopte weergave zijn van
wat het orgel eigenlijk is en wat zijn uitingsmogelijk
heden kunnen zijn. Het is een heerlijk instrument. Altijd.
En vooral in deze tijd. Straks is het Kerstmis. Is er enig
ander instrument, dat zo jubelend het „Ere zij God"
omhoog doet schallen als juist het orgel?
Een van de oudste orgels van ons land staat in de Grote
Kerk te Schiedam. Het stamt uit 1524, terwijl het rugpositief
in 1680 en het pedaal in 1753 hijgeplaatst werden >-
12