het houten fust
Nog niet zo heel lang geleden vertrokken uit
onze Amsterdamse brouwerij de grote, houten
lagerfusten voor hun laatste reis. Vele, vele
jaren hadden zij dienst gedaan als opslagvaten
(70 hecto per vat) voor het rijpende Pilsener
bier, tot ook zij ten slotte moesten wijken voor
de moderne tijd met zijn stalen tanks.
Het kuipershandwerk, door de heer Münichs-
dorfer in enkele artikelen in ons blad enige
tijd geleden zo treffend beschreven, behoort
inmiddels tot het verleden. Eenzelfde lot werd
de vatenpekkerij in Amsterdam beschoren, die
op vrijdag 8 september 1961 voor de laatste
maal in bedrijf was.
Er bleven ons dus nog alleen de (kleine) houten
vaten. Edoch, ook dit laatste brokje brouwerij-
romantiek werd ons de vorige maand ontnomen.
En nog wel uitgerekend op vrijdag de dertiende!
Wees gerust, lezers, het is geen droevig afscheid
geweest. Aan het einde van de middag had zich
in Amsterdam een aantal belangsteHenden op
de binnenplaats bij het vatenperron verzameld,
als gold het een bijeenkomst om een oude, ge
trouwe, die met pensioen gaat, uit te luiden.
En zo was het ook eigenlijk. De heer Siemens
formuleerde het in een korte toespraak aldus:
,,Met het afscheid van dit laatste houten vat
heeft het houten tijdperk afgedaan. Staal deed
zijn intrede en wie weet leveren we straks ons
bier af in plastic vaten!"
Daarop werd het laatste houten vat aangeslagen,
bereidwillige handen vulden de glazen en reik
ten deze uit aan de aanwezigen, die zich het
laatste uit een houten fust getapte bier best
lieten smaken.
Bij de foto's. Rechtsboven: Na het afscheidswoord
van de heer Siemens, reikte de heer Goos eigenhan
dig de eerste, uit het laatste houten vat getapte
glazen uit. Midden: Op het afscheid van een oude
getrouwe! Onder: Groot was de belangstelling bij het
uitluiden van het laatste houten vat. Rechtsonder:
Het was geenszins een droevig afscheid.