Vatenpekkerij Amsterdam voor de laatste maal in bedrijf
Brouwerijromantiek is bezig te verdwijnen
Voor de laatste maal werden vrijdag 8 september
1961 de vuren onder de vatenpekkerij in Amster
dam opgestookt, voor de laatste maal waren de
banen in werking waarover de houten vaten wer
den bewogen om van een nieuwe peklaag te worden
voorzien. Weldra zullen de hechte muren, bijna een
meter dik, vallen onder de slopershamer en binnen
afzienbare tijd zal de vatenpekkerij met haar hele
inventaris verdwenen zijn. Verdwenen, om te zijner
tijd plaats te maken voor een geheel nieuw gebouw
met moderne machines, de nieuwe bottelarij.
Het vaten pekken, met alles wat daarbij kwam
kijken, behoort nu dus tot het verleden. Voor de
lezers willen wij dit verleden nog eenmaal laten
herleven, al was het alleen maar uit een zeker ge
voel van weemoed, dat door het verdwijnen van
een oud beroep of handwerk wordt opgeroepen.
Overigens was het vaten pekken al sinds ongeveer
veertig jaar geen handwerk meer. Een aandrijfme
chanisme met als krachtbron een elektromotor zorg
de, via een oliepomp, dat de verschillende banen
hydraulisch in beweging werden gebracht. Om in
de „machinekamer" te komen, moest men een trapje
afdalen. Eveneens onder de vloer van de vaten
pekkerij lag de stookruimte, waar zich twee ovens
en een cokeskachel bevonden, die voor de beno
digde warmte moesten zorgen.
Vroeger, we spreken over de jaren
dertig, werd er elke dag gepekt. Er
waren toen twee banen in gebruik,
die samen per dag zo'n kleine twee
duizend vaten konden verwerken.
Voor een goed begrip moge dienen,
dat onder het woord pek niet een
bitumineuze substantie moet worden
verstaan. Voor het afdichten en het
van binnen bekleden van de vaten
werd hars gebruikt, dat oorspronke
lijk bruin van kleur was, maar dat in
het gebruik tot diepzwart verkleur
de. De bedoeling van het pekken
was, we zeiden het al, de vaten van
binnen van een dunne, gelijkmatige
laag te voorzien, die nergens scheur
tjes of blaasjes vertoonde.
In Rotterdam, waar de vatenpekkerij
in het voorjaar van 1957 werd op
geheven, was het destijds zo, dat
ieder vat dat terugkwam van de
afnemer, opnieuw gepekt werd. Dit
stond in verband met het feit, dat de
spoelmachine en de pekmachine in de
bewerking één geheel vormden.
In Amsterdam werden de vaten, nadat
ze in- en uitwendig gereinigd waren,
met behulp van een lamp van binnen
geïnspecteerd, waarna beslist werd,
Foto boven: Voor de laatste maal was de pekkerij in Amsterdam in bedrijf. Onder het wakend oog van de heer Th. H. Weber,
voorman boenplaatsmet achter hem de heer Th. Wijfjes, doorliepen de vaten de verschillende bewerkingsfases. De foto's onder
geven een beeld van de werking van de pekbaan. Links: De vaten bevonden zich boven de pennen, die door de spongaten heen
in de vaten staken. Rechts: Voor de volgende fase werden de vaten door de baan opgetild en een stukje verder getransporteerd
Aan het begin van de baan stond de heer H. Timmer.
6