Onze kinderton Pin, de gierige schoenlapper I i il I I 11 1 f: j; I! ii ii ■V I Daar zat hij achter het raam, die gierige schoenlapper Pin. Want gierig was dat mannetje. Zijn blauwe schoenmakersschort was versleten en zijn broek gerafeld. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat werkte hij. Hij repareerde allerlei soorten schoe nen voor groot en klein. Hij lapte maar rustig verder en ach, de mensen bleven klant bij Pin omdat hij de enige schoenmaker in hun dorp was en bovendien nog een goed vakman. Voor een praatje met zijn klanten had hij geen tijd, evenmin om naar de spelende kinderen op het plein te zwaaien. Hij had veel klanten maar geld had hij nog meer. Pin woonde alleen in het schoenmakers huis. Vroeger woonde hij daar met zijn ouders, maar die waren al jaren dood. Op het puntje van zijn neus droeg hij een bril waarvan de glazen gebarsten waren. Een nieuwe bril kon er niet af, dat kostte immers geld. Wanneer de mensen in hun vrije tijd er op uit trokken om plezier te ma ken, dan haalde Pin een grote kap laars tevoorschijn, waarin hij zijn geld bewaarde. „Geld, geld", mom pelde hij dan. De dubbeltjes, kwart jes, guldens en tientjes gleden door zijn vingers en zijn ogen schitterden van genoegen. Aan de zieken of de armen van het dorp gaf Pin nooit wat. Geld weggeven vond hij het ver schrikkelijkste dat er bestond. Neen, Pin potte zijn laars vol. Hij kocht alleen maar een beetje eten, en schoe nen kopen vond hij jammer van zijn geld. Maar sinds een paar dagen sliep Pin bijna niet meer. En die onrustige slaap kwam door zijn geld. Eens op een nacht werd hij opgeschrikt uit zijn slaap door gemorrel aan zijn deurslot. Hé, dacht het lappertje, wat is dat? Ik ben niet bang, ik zal eens kijken wie daar is. Hij ging naar zijn werkplaats en haalde daar de ste vigste hamer, die er te vinden was. Daarmee gewapend ging hij naar vo ren. Toen hij aan de deur kwam om te kijken wat men aan het doen was, zag hij een gedaante de duisternis in vluchten. Ik zal ze leren, dacht het schoenlappertje. Van de week ga ik naar de stad en koop een grote waak hond. Die nachten dat hij nog geen hond had, bleef Pin op. Lang hield hij dat niet vol en overdag zat hij dan ook boven zijn werk te slapen. Zodoende trok hij op zekere dag naar de stad. Dat was een belevenis voor het dorp. Pin hun Pin had zijn winkel gesloten en was in een pak dat hem veel te krap zat in de rich ting van de stad vertrokken. Heel de morgen werd er over gesproken. En werd er gekeken naar het lege plaatsje achter het raam. Terwijl iedereen vol was van dit laatste nieuws, liep Pin regelrecht op zijn doel af en kocht op de hondenmarkt een grote hond tegen een lage prijs. Met de hond trok de schoenmaker terug naar het dorp. De dorpelingen wisten niet wat zij daarvan moesten denken. Pin had aan niemand verteld van de inbreker die zijn huis binnen wilde dringen. De dagen gingen voorbij. Pin zat weer dagelijks achter het raam en spijkerde en herstelde de schoenen. En de hond die liep rond over het plein en door de straten. Omdat Pin zo'n lelijke gierigaard was gaf hij de hond weinig eten Want eten kost geld en het geld moest uiteindelijk in die zwarte laars. Water kreeg de hond genoeg maar eten o neen. Van de mooie deftige hond, die toen zijn in trede in het dorp had gedaan, was niets overgebleven. De hond snuf felde overal en droeg weldra de naam Schooier. Maar alle mensen hielden veel van Schooier. En eens op een dag heeft het dier het dorp in opschud ding gebracht en de mensen laten lachen. Terwijl het schoenmakertje schoenen aan het herstellen was, snuf felde Schooier in het huis naar eten. Het dier had grote honger en dat water kon zijn lege maag niet vullen. Hij had er meer dan genoeg van en wilde nu wel eens iets eten. Hij zocht in alle hoeken en vond plotseling onder het bed van zijn baas een grote kaplaars. Wat is dat, dacht Schooier. Dit moet ik bekijken. Hij sleepte de laars onder het bed vandaan en bracht die naar buiten voor het raam van Pin. Toevallig keek het gierige manneke naar buiten. Wat was dat? Zag hij het goed? Hij schrok zich naar. Voor zijn raam zat de hond met zijn geldlaars. Hij stormde naar buiten om de laars af te pakken. Het dier was iets vlugger en ging met laars en al aan de haal. Daar rolde het geld links en rechts over het dorpsplein. Pin wist niet wat hij het eerst op moest rapen. Maar binnen in de voet van de laars zat het papiergeld en dat was zo verschrikkelijk veel, dat Pin op een draf achter Schooier aanholde. De dorpskinderen, die al dat vliegende en rollende geld gezien hadden, draafden er achteraan en de grote mensen trokken weer achter de kin deren aan. Een paar bleven er achter om wat geld op te rapen. Het was een grote optocht. Maar door al dat lawaai werd Schooier bang en toen de viervoeter bij de rivier kwam, liep hij plompverloren met laars en al het water in en verdween. „O, mijn geld", kreet Pin. „Mijn geld Dui zenden guldens, waar ik mijn hele leven voor gewerkt en geploeterd heb", huilde hij. En de mensen die daar stonden, lachten, want velen dachten aan de grote gierigheid van het schoenlappertje. Dit was een straf voor Pin, een heel grote straf. Wan neer hij niet gierig was geweest en de hond geen honger had laten lijden, was dit nooit gebeurd. Van het geld ging een heleboel verloren. En weten jullie wat er ook verloren is gegaan? Zijn gierigheid /os Tabbers 24

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1961 | | pagina 26