pottenbakker er na schijnbaar lang afgebroken
traditie opnieuw van maakt.
In de oude inventarissen komt hij niet voor; al
vermeldt een boedelbeschrijving uit 1467 (Philips
de Goede): „ung hault gobelet de terre, onoré et
chiqueté, ung visage d'un herémite". De baard
man was van origine meer een luimig spel van de
maker dan een eigenlijke kunstvorm. De mooiste
vormen ontstonden in het begin van de zestiende
eeuw. Ons baardman-kruikje is afkomstig uit het
Westerwald. Deze exemplaren zijn voorzien van
sterk gotiserende medaillons, die los opgelegd
de hartjes en rondjes zijn van tevoren gevormd en
dan opgeplakt het gehele kruikje in strakke
lijnen vullen. Het steeds herhaalde motief heeft
een eigen diepere oorzaak. De Westerwaldse pot
tenbakkers waren nl. in een gilde verenigd, dat
zeer exclusief was. Tengevolge van voorwaarden
aan de opneming in het gilde verbonden mocht
men o.a. het Westerwald nooit verlaten. Men was
dan ook onbekend met de economische vorm-
vermenigvuldiging en dus sneed men daar in palm
hout uitsluitend negatieve persvormen. Wel kon'
men hiermede natuurlijk zeer scherpe, positieve klei-
reliëfs maken, maar de verandering van de gesne
den vormen was haast onmogelijk. Vandaar dan
ook, dat de hartjes en rondjes in groten getale voor
komen op ons kruikje.
Het maskeron is streng en van niet te grote af
meting, geheel en al in overeenstemming met het
bij alle ronding toch slank gebleven decor. Glazuur
en kleur zijn vast en gaaf. De matgrijze grondstof
is warm en bijna teer van tint en lijdt nog niet
onder dat loodachtige koude fabrieksgrijs van onze
latere „keulse potten". Het blauw is diep en vol,
hoogstens hier en daar iets over de vooraf inge-
grifte of door opgelegde lijnen bepaalde contouren
heengevloeid en gescheiden van het tere matgrijs.
Nergens vloeit de kleur zo toevallig weg als tegen
woordig en steeds helpt het reliëf of de uitsprin
gende lijn het effect verhogen. Het oor is precies
juist van afmeting, vrij gevormd en aangeplakt,
en ligt nog geheel binnen de denkbeeldige lijn die
men rakend om het gehele stuk kan beschrijven.
Een eenvoudig tinnen deksel met gehaltemerk
„een hamer, waarboven een kroon en de initialen
van de gieter PpS en zoals gewoonlijk geen jaartal"
bekroonde dit fraaie kruikje. Zowel uit de vorm,
de glazuurtechniek als het tinnen dekseltje mag men
aannemen, dat het zeker vóór 1550 valt te dateren.
De potsierlijke (het op belachelijke wijze versieren
van potten) tronies op de baardmannen zijn vol
gens Engelse overleveringen toe te schrijven aan de
haat van de Protestanten tegen kardinaal Robert
Bellarmine (1542-1621) wegens zijn scherpe vervol
ging en onverdraagzaamheid tegenover de Hervor
ming, waardoor de afbeelding van deze geestelijke
steeds opnieuw de spotlust in de bierhuizen opwek
te. Men noemt ze daar dan ook algemeen „bellar-
mines". Met deze verklaring komt men er echter
niet, want we zitten bij ons pottebakkersgilde in
het zg. „Kannenbackerland". Laten wij ons daar
om eens afvragen, wat bij de pottebakker zelf de
achtergrond kan zijn. Voor zover is na te gaan,
gold in ons land Sinte Barbara als patrones en wel
licht heeft men haar willen eren. In het Rijnland
zegt een oud pottebakkersrijmpje, dat God de
eerste pottebakker was, omdat hij Adam uit leem
vormde. In hoeverre deze gedachtengang meege
werkt heeft aan het ontstaan der maskers is na
tuurlijk niet meer na te gaan. Ongetwijfeld dankt
het baardmannetje in de meeste gevallen zijn ont
staan aan een zucht tot navolging en een handha
ving van een oude traditie.
Maar hoe het ook zij, wij zijn trots op ons nieuwe
bezit en aan de kennis die wij hebben opgedaan
op de twaalfde kunst- en antiekbeurs te Delft
denken wij nog vaak met veel vreugde terug. Mocht
gij er na lezing van dit artikel lust toe voelen, be
zoekt dan in september de dertiende beurs knoop
er een vakantiedagje in Delft aan vast en de
vele herinneringen en indrukken over onze vergane
glorie zullen het u makkelijker maken deze atoom
eeuw te verdragen.
Met een kort Engels gedichtje voortspruitende uit
bovengenoemde heilige verering en afkomstig uit
brouwerijkringen te Bloomsbury, besluit ik dit ar
tikel:
The King of Great Britain was reckoned before
The Head of the Church by all good Christian people;
But his brewer has added still one title more
To the restand has made him the Head of the steeple/')
G. W. HARDEVELD KLEUVER Jr.
Steeple heeft hier de dubbele betekenis van torenspits en (huis-)
brouwerij.
19