ONZE KINDERTON Z^onynen-moeclerclcicf Terwijl mevrouw Flap de moeder van de konijntjes Wiepi en Woepi haar staartje opkrulde en haar snor haren rechtstreek, schoot haar opeens te binnen, dat het op 14 mei Moeder dag was. Hé, dacht zij, hoe kan ik zo dom zijn dat haast te vergeten. Ge lukkig dat ik vanmiddag vrij ben. Wat zou ik het erg gevonden hebben, wanneer ik het mijn man en kinderen aangedaan had, om dit feest te ver geten. Wat zou dat een verdrietige dag geworden zijn. Mevrouw Flap telde zorgvuldig haar voorraad worteltjes en koolbladeren. Je moet weten, dat konijntjes hiermee betalen. Maar wat hoorde zij daar voor stemmetjes? Het waren Wiepi en Woepi. Wiepi zei: „Ik hoop, dat ik van moeder een mooi springtouw krijg, want al mijn vriendinnetjes hebben er een." „Misschien krijg ik wel een voetbal"', antwoordde Woepi, „en vader die mooie scheerkwast." Vlug sprong mamma Flap de kamer uit, rende het hol door en kwam aan de uitgang. Toevallig ontmoette zij daar mevrouw konijn Donselaar. Om dat zij toch ook voor hetzelfde doel weg moest, besloten ze als vriendinnen samen te gaan. Eerst hadden zij het over de konijnenkinderen en later over het huishouden dat tegenwoordig zo duur was in hun land. Vanzelfsprekend kwam het gesprek op Moederdag. „Moederdag", hoor den ze opeens zeggen, „vieren jullie verkeerd in het Konijnenland". Voor dat ze van de schrik bekomen waren, stond er een kabouter voor hun snuit. „Mag ik mij voorstellen", vroeg hij. „Mijn naam is kabouter Jamneus. Ik woon in de Braamgreppel van het bos. Waar die greppel precies is, zeg ik niet. Wij willen beslist niet, dat de mensenkinderen het horen en komen kijken. Koning Weetal heeft gevraagd, of jullie met mij meegaan naar zijn paleis,voordat jullie cadeautjes gaan kopen. Het is nu twee uur en om drie uur staan jullie weer buiten. Trou wens het is heel belangrijk. Vooral voor de konijnenmoeders." Omdat konijnen, net als de mensen, heel erg nieuwsgierig zijn, huppelden ze mee. Al was het bos groot, toch bleek, dat het Kabouterland niet ver was. Door een smalle gang kwamen ze er. De kabouters, die lazen, klap ten hun boeken dicht of sprongen uit een luie stoel. Allen volgden die twee konijnenmoeders. Zij kwamen in de troonzaal. „Goedemiddag, konijnen- mevrouwen". „Goedemiddag, Majes teit", antwoordden de konijnen be leefd en ze maakten hierbij een diepe buiging. Doch voordat de koning verder sprak, kregen ze lekkere verse slablaadjes met grassprietjes. Dat smaakte. Na de smulpartij sprak de koning: „Jullie willen natuurlijk graag weten, waarvoor ik jullie ontboden heb. Wel, omdat men in het Konijnenland Moederdag verkeerd viert. In het mensenland en bij ons krijgen de moe ders een geschenk op Moederdag van hun man en kinderen. De konijnen draaien het juist om. Dat wilde ik vertellen." Verbaasd keken de dames Flap en Donselaar elkaar aan. Wie had ooit zulke onzin gehoord? Neen, dat kon niet waar zijnDe mensen en de kabouters, die deden het verkeerd. „Nu", zei de koning, „ik zal jullie een brief voor Koning Knabbelop meegeven, dan heb je het bewijs." Nog beduusd vertrokken de konijnen. Alvorens naar de koning te gaan, gingen ze zich thuis oppoetsen. Daarna begaven ze zich naar hun koning. Koning Knabbelop was een wijs en streng man. Hij zag niet graag dat anderen zich met zijn land be moeiden. Wie dat toch deed, was nog niet van hem af. Zo ook nu. Nauwe lijks had hij de brief van de koning gelezen of hij sprong woedend op. Zijn lange koninklijke oren trilden van nijd. Hij riep met luide stem: „Is die Koning Weetal wel wijs om zich met mijn land te bemoeien? Dit is de eerste en laatste keer geweest. Een pak slaag verdient die rooie punt muts." „Neen, hij is zeker niet wijs", gilden de konijnen in koor. „Majesteit, Majesteit", riep konijn Vechtjas, „ik heb een idee. Wij gaan het Kabouterland leeg eten en wij knagen alle huizen kapot." Waar de konijnen plotseling vandaan kwamen, snapte zelfs de koning niet. Wie het wel wisten, waren de heren Flap en Donselaar. Vlug hadden ze het hele verhaal aan hun buurmannen verteld. Oeiwat waren die ko nijnenmannetjes kwaad. Stel je voor, straks kregen ze niets op Moederdag! Ze stookten hun vrouwtjes tegen de Kabouters op en beloofden extra klaverblaadjes. En wat was het gevolg hiervan? Dap per trokken de konijnen op pad en in nog geen half uur was het Kabou terland leeggegeten. Koning Weetal en zijn kabouters vluchtten alle richtingen uit. Wat hadden zij een spijt dat zij die dames konijnen iets verteld hadden. Dat zouden ze nooit meer doen. Zodoende bleef het Konijnenland het enige land, waar de moeders zelf op Moederdag geschenken kochten voor hun gezin in plaats van dat zij iets kregen voor al hun goede zorgen voor hun man en kinderen. Dat vind ik wel heel naar en zielig voor al die konijnenmoeders. Jullie ook? JOS TABBERS 18

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1961 | | pagina 20