Tenslotte was hij ook belast met de opleiding van leer lingen. Dit was echter, evenals bij andere ambachten, alleen de taak van degenen, die de meesterproef hadden afgelegd. Nu zal ik het een en ander over gereedschappen ver tellen. Wie in vroegere tijden eens een kijkje nam in een behoorlijk ingerichte kuiperswerkplaats, kon onmiddel lijk waarnemen, dat het aantal gereedschappen daar verbazend groot was. En inderdaad loopt dit aantal tot ver boven de honderd uit, wat in andere hand- werkvakken lang niet het geval zal zijn (afb. II). Deze gereedschappen zijn in bepaalde groepen verdeeld, als volgt: I Meetinstrumenten Naast duimstok en bandmaat, die men tenslotte overal nodig heeft, kwamen voor de kuiper de visierstaaf, een tiental verschillende passers, benevens micrometers in aanmerking, naast een serie andere speciale meetinstru menten, waarvan in later tijd voor de diverse machines, die steeds meer zijn opgedoken, het een en ander over bodig is geworden. Wie van de jonge kuipers kent bijv. heden nog de vierspits of proportionaalpasser en wie van deze jonge lieden is nog bekend met de nonius? Van de kuipers, die zich heden nog in actieve dienst bevin den, zijn er waarschijnlijk weinig, die nog een zekere routine bezitten in het hanteren van dergelijke instru menten en die de daarmee in verband staande kennis in voldoende mate bezitten. dikke duigen voor lagervaten veel werd gebruikt, eiste een grote routine. Een soortgelijk werktuig was de „kimblöchel" voorzien van twee kleine zaagjes, die meer bij gistkuipen toegepast werd. Ook voor het in stellen van de messen van de kimschaaf (gargel) was steeds een zekere bekwaamheid vereist. Er waren voorts nog diverse andere schaven, die in de kuiperswerkplaats aanwezig moesten zijn, opdat alle werkzaamheden doelmatig verricht konden worden. Het zou echter in dit beknopt relaas te ver voeren, deze allemaal (het is nog een hele reeks) te noemen en het gebruik ervan uiteen te zetten. II Werktuigen om te kloven en te snijden Hiertoe behoren o.a. een serie van wiggen in diverse maten, deels eenzijdig en deels dubbelzijdig werkend, verder verschillende kloofijzers en aksen van uiteen lopende vormen, een tiental bijlen en snijmessen, recht Stapelholz III niet zo! of gebogen voor duigen en bodems, zoals ook de zg. „dechsel", een soort bijl, waarvan de verlenging van het blad nog een verdikking als hamer heeft en tenslotte nog verscheidene soorten aparte krabbers. III Schaafwerktuigen Ten opzichte van deze gereedschappen is het volstrekt niet overdreven te zeggen dat men hiervan een collectie van wel ruim 20 stuks nodig had, die zowel in grootte, als in vorm verschilden. Zeer belangrijk voor de kuiper was vooral de voegbank in diverse maten, overeenko mend met het verschil in lengte van de staven, waarbij voorts onderscheid gemaakt moest worden tussen rechte en kromme voegbanken (de laatste om buikstaven te voegen). Met de voegbank omgaan moest grondig ge leerd worden, wilde men geen fiasco's beleven. Vooral het instellen op fijne holvoegen moest hierbij scherp in het oog worden gehouden. Ook de zg. „blöchel" (twee man-schaaf) die in hoofdzaak voor het bewerken van IV Zagen Bijna alle zagen, die vroeger in gebruik waren (duigen- zaag, kimzaag, poortjeszaag, steekzaag, om enige van de speciale te noemen) werden reeds in het begin van deze eeuw gedeeltelijk door zaagmachines vervan gen. Hiermede werd natuurlijk een grote besparing bereikt, vooral als het om massawerk ging. Voor sommige doeleinden echter en in het bijzonder voor kleinere reparaties kon het speciale handwerkgerei vaak niet worden gemist. V Slag- en Klinkgereedschappen Al was de variatie, wat deze gereedschappen betreft, iets minder groot, toch was een zekere hoeveelheid van bijzondere slagwerktuigen absoluut onmisbaar. Dat iedere ambachtsman een hamer, desnoods in diverse maten, nodig heeft, spreekt natuurlijk vanzelf. Specifiek voor de kuiper was echter de zethamer, ver schillende soorten beukhamers van hout met ijzerbeslag, het slagijzer dat bij licht glijdende banden te pas kwam, de zg. „schlagel" in verscheidene vormen en afmetingen e.a. De kuiper is wel in de eerste plaats houtbewerker, maar toch moest hij ook enigszins met metaalbewerking op de hoogte zijn om bandijzer met diverse soorten slag gerei, tangen, walsen, scharen, ponswerktuigen en bind- gereedschappen te kunnen vervormen tot kop- en buik banden, die in dikte en vorm ook weer verschillend moesten zijn. 19

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1961 | | pagina 21