Beschouwing over het kuipershandwerk dat bij de meeste moderne brouwerijen begint uit te sterven Toen ik tegen het eind van het afgelopen jaar een gesprek met de bedrijfsleider van HBM Amsterdam, de heer Goos, voerde, heb ik vernomen, dat in Amsterdam voor de laatste keer bier uit houten lagervaten werd getapt. Aangezien de houten transportfusten reeds lang voor het grootste deel door fusten van roestvrij staal zijn vervangen, is nu bij mij de gedachte opgekomen, in Vers van 't Vat iets te publiceren over het vroeger zo hoog in aanzien staande kuipersvak, dat nu ook in Amsterdam overbodig begint te worden. Wat in de vorige eeuw (ongeveer in de tijd toen het stamhuis van de HBM ging verhuizen van de Nieuwe- zijds Voorburgwal te Amsterdam naar de Stadhouders kade, afb. I) van een bekwame kuiper werd geëist, is niet zo gemakkelijk onder woorden te brengen. Boek jes hieromtrent hebben nl. in die tijd nog niet bestaan en eventuele aantekeningen van de een of ander over de veelzijdige kui perswerkzaamheden toentertijd zijn gedurende de laatste wereldoorlog zoek geraakt, zoals ik heb vernomen van een oude bijna negentigjarige vakman, die tijdens de eeuwwisseling bij de Bierbrou werij d'Oranjeboom te Rotterdam werkzaam was en die nu reeds sinds ruim 50 jaar eigenaar van een vaten- fabriek in Beieren is. Dat ik het waag over iets te schrijven, dat zich in het verleden heeft voorgedaan, berust op het feit dat ik gedurende mijn praktijkjaren een halve eeuw geleden, in een klein Beiers brouwerijtje ook de gelegenheid kreeg ongeveer twee maanden in de kuiperij, die mij steeds heeft aangetrokken, te werken en wel in een kuiperij waar beslist nog volgens de oude primitieve methoden van de vorige eeuw werd gewerkt (de Beieren zijn nog heden in dergelijke opzichten streng conservatief). Zodoende meen ik mij dus te kunnen permitteren het een en ander uit de zogenaamde „goeie ouwe tijd" te memoreren. Ik wil echter eerlijk bekennen, dat ik in de betrekkelijk korte tijd van enkel twee maanden nog lang geen vakman in het kuipersbedrijf ben geworden (menige duig, die ik voor reparatie van fusten moest bewerken, heb ik met het snijmes zo on kundig verbasterd, dat ze totaal onbruikbaar werd). Toch heb ik veel geprofiteerd van hetgeen mij de oude, bijna 70-jarige meester en zijn enige ambachtsgezel met onnoemelijk veel geduld hebben bijgebracht. Voor mijn latere tijd was dit stellig een niet te onderschatten aan winst en toen ik 40 jaar geleden, na het beëindigen van mijn studietijd op de „Technische Hochschule München- Weihenstephan", mijn intrede deed bij de HBM, heb ik tegenover de toenmaals aanwezige kuipersbaas toch kunnen tonen, dat ik geen volslagen leek meer was. Misschien werd de interesse, die ik voor het kuipersvak had, reeds in mijn prille jeugd aangewakkerd, toen ik nog als knaapje van 9-10 jaar dagelijks buiten mijn schooltijd ging rondzwerven op het terrein, waar kui pers aan het werk waren geweest. Het knutselen of bastelen met messen en soortgelijke gereedschappen, en daar tussendoor het lawaai bij het aandrijven van banden, en vooral het pekken van fusten, in het bij zonder van de grote lagervaten volgens het oude sys teem met kolossale vuur- en rookverschijnselen, was tenslotte voor de jeugd altijd een aantrekkelijk evene ment. Enfin, met de indrukken dus, die ik hoofdzakelijk in mijn jongere jaren heb gekregen, wil ik nu proberen, een G. M. MUNICHSDORFER kort overzicht te geven van het vak, dat nu ook bij de HBM Amsterdam binnenkort ophoudt te bestaan. Het kuipersvak is één van de oudste ambachten. Reeds de Romeinen hebben de kunst van vaten bouwen ge kend, hetgeen vondsten van duigen en combinaties ervan, bij opgravingen van Romeinse nederzettingen hebben bewezen. Eertijds genoot het kuipershandwerk, dat grote vakman schap eiste, een bijzondere roem en er was om dit vak be hoorlijk te leren ook een betrekkelijk lange leertijd nodig. Het is een niet onbekend feit, dat vroeger zowel de huishouding als vele industriebedrijven en dus ook de brouwerijen, de uit hout vervaardigde gereedschap pen boven metaal prefereerden, zeer waarschijnlijk uit vrees voor schadelijke gevolgen door oxydatie. Dit heeft bepaald er toe bijgedragen, dat het kuipershand werk toen een vrij grote rol gespeeld, hetgeen ook door berichten uit de gildetijd is bevestigd. In het begin van deze eeuw echter is er een ingrijpende verandering gekomen en de vraag naar geroutineerde kuipers is meer en meer verminderd (een uitzondering in dit opzicht bestond nog wel bij het bedrijf van de wijn verbouwers) en heden kan men zeggen, dat het eens zo hoog in aanzien staande kuipershandwerk zich bij de meeste moderne brouwerijen op het punt van uit sterven bevindt, evenals menig ander handwerk, dat gedurende deze eeuw met het voortschrijden van de techniek langzamerhand gaat verdwijnen. Wat werd nu vroeger van een geroutineerde kuiper geëist? Om te beginnen, een behoorlijke kennis van de diverse soorten week en hard zomer- of winterhout, die voor de verschillende bewerkingsdoeleinden in het kui persvak in aanmerking kwamen. En daarbij speelde ook de voorbewerking van het hout een belangrijke rol ten opzichte van het doel, waarvoor het later moest dienen. Het hout, dat in de kuiperij verwerkt moest worden, onderscheidt zich nl. principieel van hetgeen bv. tim merlui of meubelmakers of ook wagenmakers voor hun doel gebruiken. In de eerste plaats moest de kuiper erop letten dat het hout geen ziekteverschijnselen vertoonde, die zich tijdens de groei vaak konden voordoen. Ook kwasten bv. wilde de kuiper liefst niet in het hout hebben. 17

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1961 | | pagina 19