bleef in leven. En het land werd ondergedompeld in diepe rouw. De koning voelde zich deze dagen eenzamer en droeviger dan ooit. Nog nooit in zijn leven was hij zo verdrietig geweest. Hij werd hoe langer hoe somberder. Maar hij was wel zo verstandig om te kunnen begrijpen dat een grote sterke koning geen sneeuwvlok zou kunnen worden. Was nu nog maar die lieve koningin er geweest om koning Arthur te troosten en voor hem een goed Kerst feest te kunnen maken. Een Kerstfeest in zijn eigen stijl en wel in de schepping van de natuur, omringd met de geluiden en de geuren van het bos. Is er een mooier Kerstfeest denkbaar? En zo zat de koning, terwijl het land Kerstfeest vierde, droevig en alleen op zijn troon, toen hij opeens uit zijn gepeins werd gehaald. De tonen van een zacht gejubel dansten om hem heen. Kleine zilveren accoorden. Tere tonen, die hem naar buiten lokten en door de Kerstnacht spiegelden. Een lieflijke, zachte, zoete melodie. Het was het geluid van een vogel, een wonderlijke vogel dan, waar van er geen tweede te vinden is in deze wereld. Voor zichtig volgde de koning de gouden vogel. Zachtjes wipte het diertje over de bosgrond. Plotseling overviel de koning echter de angst, dat hij deze vogel met het gouden stem geluid zou moeten missen. Had hij niet een ogenblik ge dacht dat een nieuw geluk over hem gekomen was? Moest hij nu alweer afscheid van deze wonderlijke vogel nemen? De vogel, waar hij zich in die korte tijd aan gehecht had. Het kerstlied schalde door de bossen: „Stille nacht, heilige nacht". Dat was het inderdaad, een stille nacht: zwarte reuzen van bomen, afgebiesd met zilveren sneeuw- stroken en slingers van de kale boomtakken temidden van de ongereptheid van witte sneeuw. En in die nacht hoorde men de wind zuchten, de vogel trippelen en de koning stappen. Zij gingen verder, de wind, de vogel en de koning. Want de koning had nog een doel en dat was samen Kerstmis te vieren met de wonderlijke vogel. De koning bleek nu ineens niet meer alleen te zijn. De vogel had meer mensen gelokt uit stenen huizen, waar geen liefde was. Hij had ze wakker gefloten, de kunstschilder, die leefde van de armoe van zijn penseel, de violist met zijn viool, de schrijver met zijn gouden pen, ja allemaal. Hij bracht ze tesaam rond het Kerstvuur dat werd ont stoken in het majestueuze bos. De Wammen laaiden hoog op en zij allen vierden toen het Kerstfeest rond het kleurige vuur in het schitterendste paleis van de wereld; de natuur. JOS TABBERS 29

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1960 | | pagina 31