I
En weer is het nu decemberOpnieuw is het zoals
ieder jaar buiten guur en koud. Want nu is het immers
winter.... en maken warme zonnestralen plaats voor
luchtige witte sneeuwvlokjes die voorzichtig naar beneden
vallen en de nog warme aarde kussen. Droevig en ver
moeid zit koning Arthur op zijn troon de sneeuwvlokken
te tellen. Liever zou hij zelf een sneeuwvlokje zijn. Ge
weldig, om neer te mogen dwarrelen uit het brede lucht
ruim en dan uit te rusten van alle moeheid totdat de
lammetjes weer in de weilanden komen. Niet meer te
hoeven regeren, nooit meer te hoeven denken, geen ver
driet en geen zorgen.
Maar de koning was er langzaam aan gewend geraakt,
dat er voor hem geen geluk bestond. Ja, die koning Arthur
kende veel verdriet. Vele dikke tranen hadden er al ge
droppeld in zijn lege paleis. Er was geen enkele lakei of
vriend geweest, die hem had kunnen troosten. Maar waar
door had de koning dan zoveel verdriet? Laat ik het
jullie eens vertellen. Vroeger was het Kerstfeest voor
koning Arthur ook goed en mooi geweest. Tijdens de
Kerstdagen verliet hij ieder jaar met zijn gezin het
koninklijk paleis om op zijn landgoed „Dennegroen" het
Kerstfeest te vieren. Een kerstboom werd daar nooit ge
kocht want heel het kasteel was omringd met kerstbomen,
die daar geboren werden en groeiden. De hofhouding
zorgde voor de kaarsen en heel het buitengoed werd ont
stoken in een vuurzee van kaarslicht. Van alle kanten
stroomden mensen toe om dit feestelijke gebeuren te mogen
aanschouwen. Een paar jaar geleden was het nu al weer,
dat daar het kaarslicht geflikkerd had en vreugde had
gebracht aan andere mensen. En weer moest de koning
denken aan die verschrikkelijke dag voor Kerstmis.
Opgetogen was hij met zijn vrouw, koningin Esdoorn en
hun kinderen Jasmijn en Brem naar het buiten getrokken
om het Kerstfeest te gaan vieren. Zij hadden de zilveren
arreslee te voorschijn gehaald en waren met de twee
mooiste en sterkste paarden vertrokken. De slee schoof
door de sneeuw, de paarden trappelden en de belletjes
rinkelden en warm zat het koninklijk gezin weggedoken
in hun pelzen. De vogels zongen en de winterbloemen
bogen diep naar deze vorstelijke stoet. Maar op een onver
wacht moment was het gebeurd. Wat er precies gebeurde
had de koning zelf nooit na kunnen vertellen. Het konink
lijk gezin zong zachtjes „Stille nacht". Was er een een
zame eekhoorn op dit gezang afgekomen of een verlate
vogel, die niet naar het zonnige zuiden was vertrokken.
Plotseling daalde er iets uit het geboomte naar beneden
waardoor de paarden schrokken. Een gesteiger van de
paarden, de arreslee valt omAlleen koning Arthur
28