heden, welke belangrijke rechtsgedingen ten gevolge
hadden.
Aan de zuidzijde bij de Borg- of Maartensbrug zou,
volgens de mening van L. Hotensius, een inham of
een haven geweest zijn; de grondslag van de bodem
was op die plaats veel hoger dan elders.
Alhoewel reeds vroeger het gedeelte der Oude
Gracht, van de Stadhuis- tot de Vischbrug, tot het
verkopen van vis gebruikt werd, vinden wij geen
ouder reglement dan van 1395, dat ons leert, dat
deze plaats toen rijkelijk bezaaid was met visch-
kopers; immers, daar is sprake van het uitsterven der
vischvrouwen tot op een maximum van veertig.
In het jaar 1508 was de Vischmarkt zodanig ver
vallen, dat de muren aan de Gracht dreigden in te
storten. De Raad beval, dat deze nieuw zouden
worden opgehaald, en tegelijkertijd de straat ver
beterd en verhoogd zou worden. De kosten hiervan
waren te aanzienlijk om door de buren alleen te
kunnen worden bestreden zodat de stad hen daarin
moest tegemoet komen. Sedert die tijd schijnt het de
Vischkopers vergund te zijn aan de muur boven het
water tegenover hun woningen, te hunnen gerieve,
houten huisjes te timmeren, om daarin de vis te koop
te stellen. In het jaar 1637 werden er nog slechts
18 vischhuisjes gevonden.
In 1656 werden deze huisjes afgebroken en ver
vangen door een galerij en hoofdgebouw op de
Vischbrug. Meer geschiedkundige bijzonderheden
zijn aan deze Vischmarkt niet verbonden. Tussen de
vischkoopers-woningen in hebben zich ook hier en
daar vleeschhouwers, pouliers, koffy- en drank
winkels gevestigd, sedert het een ieder vrij gelaten
is om in alle wijken der stad zijn nering uit te
oefenen. Dit laatste kan men lezen in geschriften uit
de 17e eeuw, en nu vindt men er dan een fraai ge
restaureerd hoofdgebouw met een fraaie collectie
antiek-koopwaar.
Vreemd is in deze bric-a-brac-winkels aan de Visch
markt het verschil in voorkeur. Allicht zijn er ver
schillen in niveau. Sommige bepalen zich tot het
echte antiek; dat wil zeggen tot het goed dat meer
dan honderd jaar oud is. Maar ook onder de velen
die zich inlaten met het recentere antiek treedt een
duidelijke specialisatie op. De één legt zich toe op
het meubel, de ander op porselein, de derde op glas
en klokken, weer anderen hebben in het geheel geen
voorkeur en verkopen alles wat van een vorig ge
slacht afkomstig is, of wat curieus genoemd kan
worden. Bij het samenstellen van zijn verzameling
raakt men langzamerhand bekend met de gewoonten
en hebbelijkheden van de antiquairs in kwestie.
Dezen leven dikwijls werkelijk mee met de ver
zamelaar, die bij hen iets zoekt en menig exem
plaar uit mijn bierpullencollectie is door ge
meenschappelijke strijd verworven. Wat bovendien
buitengewoon belangrijk is, men heeft door zijn
bezoeken aan de antiekzaken regelmatig een ge-
dachtenwisseling met kenners die zich reeds lang met
dezelfde materie bezighouden, en dat kan belangrijk
bijdragen tot de vereiste verbreding van de kennis
van de verzamelaar. De antiquair is voor mij de
man met de onschatbare ervaring. Mijn inzicht heb
ik bovendien ook nog aanzienlijk kunnen verrijken
door mij bezig te houden met de bij de antiquair
aanwezige literatuur over het onderwerp van de
drinkkruiken, waaruit de functie en de stijl duidelijk
te distilleren viel. Maar natuurlijk weet men nog
lang niet alles en dat is maar gelukkig ook, want zo
blijft de hobby levendig en daarom zou ik dit bric-
a-brac-artikel rond de Utrechtse Vischmarkt willen
besluiten met een citaat van Fontenelle (1657-1757):
„Er zijn drie dingen waarvan ik altijd gehouden
heb en die ik nooit heb begrepen: kunst, muziek en
vrouwen".
HARDEVEID KIEUVER Jr.