De volgende ochtend hield Sinter
klaas zijn eerste feestmorgen. Hij had
met de knechten bij de zaal afgespro
ken. Maar hij keek wel verbaasd want
hij miste Pietje Kwik. Nu, die had
het dan zeker wel heel druk, want
hij liet nooit zijn baas in de steek.
Statig begaf de Sint zich naar zijn
troon. Nauwelijks was hij gezeten of
daar kwam een hele lange Piet bin
nen. Wie was die man en waar kwam
die vandaan. Met grote passen been
de hij naar voren en ging aan een van
de zijkanten tussen de andere Zwarte
Pieten staan. Zijn hoofd stootte haast
tegen het plafond. De andere knech
ten keken ook verbaasdEn het
was de Sint, die sprak: „Wie bent U
en waar komt U vandaan?" „Ik ben
Pietje Kwik, St. Nicolaas" antwoord
de het zwarte ventje. „Je mag niet
jokken" antwoordde de Sint. „Pietje
Kwik is een heel klein Pietje en zo'n
lange als jij heb ik niet in mijn dienst.
Wilt U maar weggaan?" Verschrikt
keek Piet de Sint aan. Meende hij
het nu heus, dat hij weg moest gaan?
Weg van dit leuke kinderfeest, waar
hij zich al maanden op verheugd had?
„Sinterklaas, Sinterklaas", riep hij,
„ik ben het heus, kijkt U maar, ik
loop op stelten, ik heb ze onder mijn
kousen verstopt. Ik wilde graag zo
groot zijn als U en groter dan de
andere knechten". „Domme Piet"
sprak de Sint, „dan had je niet zulke
hoge stelten moeten nemen want zo
ben je toch veel te groot". Oei wat
moest Sinterklaas lachen. Hij was wel
een beetje boos dat Piet hem voor de
mal had gehouden. Maar klachten
had hij nooit over Piet. Een klein
strafje had hij wel verdiend. Voor
straf moest hij nu de stelten uit zijn
kousen halen, waar alle kinderen bij
waren. Dat vond hij wel verschrik
kelijk. Maar ja wat Sinterklaas zegt
dat moet gebeuren. Dus deed Piet
het maar. En de kinderen in de zaal?
Wel, die vonden Pietje Kwik zonder
stelten veel leuker dan met die lange
houten benen. jos tabbers
Aan alle lieve en ook stoute kinderen,
Gisteren moest ik bij St. Nicolaas komen en hij zei het
volgende: „Knechtje, ik heb een brief van mijnheer P. G.
David uit Holland gekregen. In deze brief vraagt die
mijnheer of jij weer een briefje in „Vers van 't Vat" wilt
schrijven. Nu is dat natuurlijk wel een domme vraag van
die mijnheer. Hij weet immers toch dat St. Nicolaas nooit
de kinderen van de vaders die bij Heineken werken ver
geet. Dus Trappedoeli, doe je best
En ja daar zit ik nu achter een sinaasappelenkist, met een
veer in mijn hand, om aan jullie te schrijven. Ik vind
schrijven wel erg moeilijk. Maar laat ik het toch maar
proberen. Ik begin eerst met de groeten van Sinterklaas
en dan van mij, Trappedoeli. ]a, Trappedoeli is wel een
rare naam, vinden jullie niet. Maar ik heb van de Sint,
die naam gekregen, omdat ik net zo hard trappel als
White zijn schimmel. Ja, ook White, de schimmel komt
weer naar Holland.
Neen, we komen nog niet per maan. Verleden jaar dach
ten wij wel dat wij per maan zouden komen. Maar dat
is veel te koud voor St. Nicolaas. De oude man zou maar
kou vatten.
Iedere avond zit de Sint in zijn gouden boek te bladeren.
Ook ik mag in dit gewichtige boek bladeren en daarin
heb ik al die lieve brave kinderen zien staan. De ondeu-
genden staan in het zwarte boek van de Sint met grote
zwarte kruisjes achter hun naam. Zal ik jullie eens een
geheimpje verklappen, ja, ook ik Trappedoeli ben wel
eens ondeugend. Ik moet van Sinterklaas witte kousen
dragen en daar heb ik zo'n hekel aan. Zij zijn heel gauw
vuil en iedere dag moet ik die nare kousen wassen. St. Ni
colaas kijkt dan ook iedere dag of die kousen wel wit
zijn. Dat verveelde me wel zo erg dus heb ik ze zwart
geverfd. Ik dacht Sinterklaas is zo oud, dat ziet hij toch
niet. Neen, mis hoor want de Sint ziet alles. Het eerste
wat hij zei: „Trappedoeli, wat doe je me toch verdriet.
Je moet je schamen. Altijd haal je kattekwaad uit. Moet
jij nu de kinderen een goed voorbeeld geven. In plaats
dat je de zakken met geschenken vult, duik je zelf de
zak in en ga je zakkenlopen. Foei, Trappedoeli, maak
voor straf mijn paleis maar schoon". Dus ik aan het boe
nen en wrijven. Het palcis van de Sint moet ik nog
schoonmaken, want eerst moest ik deze brief schrijven.
Mag ik nu niet mee naar Holland, schrijven jullie dan aan
de Sint een brief voor mij of ik wel mee mag komen. Ik
wil zo graag al die dunne en dikke, kleine en lange kin
deren weer eens zien. Tot in Holland.
adios, trappedoeli