Picasso
en zijn
Bierpullen
PEKPKom6u-4^/)Ti
door
G. W. Hardeveld Kieuver Jr.
De grote krantekoppen hebben het ons de laatste tijd
duidelijk gemaakt, dat er nog steeds een mysterie Picasso
bestaat, want dagelijks stromen duizenden en duizenden
bezoekers naar het Picasso-paradijs in de Tate Gallery
aan de oever van de Theems in Londen. Hier heeft de
Arts Council, het overheidslichaam, dat de Kunst dient,
een waarlijk unieke verzameling van het werk van de
grote meester van de twintigste eeuw bijeengebracht,
waarvoor zijn vriend en biograaf Roland Penrose de
verantwoordelijkheid draagt.
Naar aanleiding van deze tentoonstelling ben ik voor u
maar eens iets dieper ir. de bierkundige kant van deze
Spanjaard gedoken er het resultaat vindt u hierbij.
Onze vriend Pablo werd op 25 oktober 1881 in Malaga
(Andalusië) geboren en is zeker een der meest bekende en
meest omstreden hedendaagse kunstenaars. Zijn moeder,
Maria Picasso, stamt af van een oude goudsmedenfamilie
uit Mallorca, terwijl de familie van zijn vader, José Ruiz
Blasco uit Castilië afkomstig is. Tijdens de geboorte van
Pablo bewoonde de familie de derde verdieping van de
woning Plaza de la Merced 36. Zijn vader gaf aan de
stedelijke academie les in de schilder- en tekentechnieken.
Als schilder van bloemenstillevens had hij zich door de
jaren heen een kleine klantenkring opgebouwd, terwijl
hij het liefst de duiven schilderde, die zo'n grote rol in
het leven van zijn zoon zijn gaan spelen. Pablo ging niet
naar school zonder één van de vogels, die zijn vader als
model dienden en wanneer hem het onderricht te lang
dradig werd begon hij eenvoudig te tekenen. Reeds op
zevenjarige leeftijd kon men hem altijd met een potlood
in de hand vinden en wekte hij reeds de bewondering
van zijn ouders.
Het eerste kunstonderricht, dat hij te Barcelona (1896)
en te Madrid (1897) genoot was academisch en eclectisch;
hij hield zich niettegenstaande deze opleiding aan een
intensieve kleurverwerking en een zekere graad van
realisme, onder invloed der oude Spaanse kunst. Enkele
bezoeken aan Parijs volgen en in april 1899 keert Picasso
weer naar Barcelona terug en richt een atelier in bij één
van zijn vrienden in de Calle de los Escudilleros Blancos
nr. 1. Deze grote stad is voor zijn jeugdig temperament
de juiste plaats, dit te meer omdat Barcelona steeds een
centrum van de echte Renaissance geweest is. De jonge
kunstenaars vonden hier een gul onthaal en alle ideeën
vonden hier een echo; want voor de tijdschriften gold als
regel, dat men voor de grootste Europese stromingen een
opvallende plaats moest inruimen.
Picasso bezocht er vaak het „HOSTAL DELS 4 GATS" (de
vier katten), een lokaal, dat voor de helft bierbar en voor
de andere helft danscafé was en destijds het trefpunt van
de intellectuele jeugd van de stad vormde. Zijn nauwe
persoonlijke betrekkingen met deze kunstkring heeft hij
tot uiting gebracht in de hierbij afgebeelde pentekening.
Op de voorgrond aan de tafel ontdekt men de schilder
zelf en van links naar rechts Père Romeu, Rocarol,
Fontbona, Angel F. de Soto en Sabartés. De „4 GATS"
waren de stichters van de lokaliteit een kopie van het
beroemde ,,Chat Noir" in Parijs. Hier raakte Picasso
bekend en bevriend met Angel en Mateo Fernandez de
Soto, met de dichter Jaime Sabartés, de schilders Carlos
Casagemas, Sebastian Junver, Nonell, Opisso, Canals,
de schrijver Ramón Reventos, de beeldhouwer Gonzalez
en nog vele anderen, die u allen wel eens bent tegen
gekomen in artikelen en boeken op allerlei gebied. Tijdens
hun vele bezoeken aan het café kon hij hen zoveel en
zo vaak tekenen, als hij wilde en deze tekeningen werden
vaak tentoongesteld in de cafézaal van de „4 GATS"'.
Hoewel deze tentoonstellingen slechts weinig bijval vonden
want wie interesseerde zich nu reeds voor de jonge
Andalusiër, van wie de inwoners van Barcelona nog nooit
16