gebruikte kleuren bestonden hoofd
zakelijk uit metaaloxyden en waren
blauw, geel, oranje-bruin, groen en
paars. Andere kleuren werden niet
toegepast, omdat deze bij hoge tem
peraturen alle bruin werden. Hoewel
men dus zo op het eerste gezicht zou
zeggen, dat er slechts weinig variatie
mogelijk zou zijn, moet men na het
bekijken van de vele oude tegels in de
musea toch concluderen, dat dit
geen enkel bezwaar heeft opgeleverd.
Wanneer de tegelschilder de tegel
krijgt, ligt er dus een laagje wit over
heen, dat nog niet gebakken was. Een
tekening, waarvan de lijnen doorge
prikt waren, spons genaamd, werd op
de tegel gelegd en met houtskoolpoe
der doorgestoven. De tekening stond
dan met kleine zwarte stipjes op het
witte glazuur. Met blauwe kleur wer
den vervolgens de lijnen nagetrokken
trek en binnen deze lijnen werd
de voorstelling met de gewenste kleur
ingevuld.
Vaak werd het beschilderen van de
tegels aan de leerlingen overgelaten,
wat duidelijk aan de afwijkende en
vaak foutieve voorstellingen te zien is.
Na deze schildershandelingen volgde
het tweede bakproces.
Doordat men over het algemeen de
éénkleurige blauwe schildering toe
paste als gevolg van een imitatie van
het Chinese porselein, daalden de prij
zen van de tegels. Hierdoor en door
de grotere algemene welvaart kregen
de tegels ruimere toepassing. De prijs
bedroeg omstreeks 1664 tussen de 1
en 5 cent per stuk en ieder huis van
enige betekenis was dan ook van een
aantal tegelwanden voorzien.
Mijn drinktegels en krijgsliedentegels
zijn in feite onder één noemer te
rangschikken, nl. mensenfiguren. De
tegelschilders hebben het ons qua
soortindeling niet zo moeilijk ge
maakt en in de archieven treffen we
de soortnamen dan ook veelvuldig
aan. Ridders, ruiters, soldaten, amb
ten, chinezen, kinderen, herders,
amors, acrobaten en muzikanten. Zelfs
is het mogelijk aan de hand van de
afbeeldingen op deze tegels vast te
stellen, tot welke maatschappelijke
stand de afgebeelde personen beho
ren. In het algemeen geldt bij deze
soorten de regel, dat de latere tegels
kleinere figuren vertonen, terwijl de
hoeken nietiger worden. Lichtere
wanden zijn daarvan het gevolg en de
esthetische waarde wordt geringer. De
vulling en de omlijsting zijn in de
zeventiende eeuw fors, sober krachtig
en karaktervol, terwijl de algemene
tendens, zowel van de omlijsting zelf
als van de vulling, in de achttiende
eeuw gericht is op verfijning, sfeer,
luxe. Daarnaast moet niet onvermeld
blijven, dat de tegelschilder in de
achttiende eeuw ook tegelsoorten
moest maken voor de gewone man en
dan nam hij het niet zo nauw met de
uitvoering ervan.
Het aantal hoekfiguren is heel groot,
maar er blijken bij bestudering een
aantal grondtypen voor te komen, die
in veel variaties de
verwantschap van vele
tegeltypen kunnen
aantonen. Opvallend
groot is het aantal
tegels, waarvan de
Bourgondische lelie
het hoekmotief vormt.
Uitgevoerd in kleur
of alleen in blauw
vertonen ze een aantal variaties die
duidelijk het motief weergeven, maar
soms in kleine onderdelen van elkaar
verschillen. Eveneens verwant is de
hoek, die in de antiekhandel bekend
staat als de ossekop en welke we dui
delijk herkennen op de Makkummer-
tegels. Deze hoek komt in een aantal
variaties voor, meestal alleen in blauw
uitgevoerd en reeds in de 17e eeuw
gebruikt.
Merkwaardig is het dat de fabriek van
de familie Tichelaar te Makkum nog
steeds in vol bedrijf is en nog werkt
volgens de oude procédés, zoals deze
door de Delftse pottenbakker Gerrit
Paape in 1794 zijn beschreven. De
gunstige factor waardoor deze Friese
industrie zich naast het allesoverheer
sende Delft heeft kunnen handhaven
was gelegen in de omstandigheid, dat
de grote tegelproduktie een afzet vond
door ze evenals ook de Friese dakpan
nen en stenen, als scheepsballast te
vervoeren. De uitgebreide kofscheep
vaart uit de Friese Zuidwesthoek kon
wel voldoende vracht (speciaal graan,
hout en scheepsbenodigdheden) uit
Scandinavië en de Oostzeehavens ver
krijgen, doch moest op de heenvaart
meest ballast innemen, waarvoor dan
o.a. de Friese tegels, dakpannen en
stenen dienden. In het dagboek van
het Kasteel Batavia heeft men ook
dergelijke vrachten naar Oost-Indië
aangetroffen, terwijl het bekend is,
dat op deze manier in gebouwen in
Marokko en Algiers Friese tegels zijn
terechtgekomen.
De oudste tegel, die ik vond in het
Princessehof te Leeuwarden en
hiernaast is afgebeeld is zeldzaam
door zijn vroege datering en familie
wapen.
De volgende kleuren zijn hierop ge
bruikt: het wapenschild: oranjegeel;
de drie bierkannen en de vis: blauw;
de boom: groen.
In de meeste musea worden de tegels
tentoongesteld als kleine schilderijtjes
van 4, 9, 12, 16 tegels enz. in een
lijsjte of op een plaat cement of gips
geplaatst. Op de zolder van het Prin
cessehof zijn de tegels geëxposeerd in
aaneengesloten vlakken of scheeflig
gende tafels. Jammer genoeg moest
deze verzameling door plaatsgebrek
op zolder worden ondergebracht, wat
onecht is, daar de oorspronkelijke op
stelling van ouds uitsluitend plaats
vond in de kelderverdiepingen.
Maar genoeg over deze tegelhobby. In
deze twee artikelen heb ik alleen ge
probeerd allen opmerkzaam te maken
op de vele schoonheden, die zo dicht
bij ons liggen in ons eigen vaderland
je. Ik hoop, dat u allen als u eens een
tocht rond het IJselmeer gaat maken,
de aardewerkmusea dan niet ver
geet en met een fraai produkt van de
Makkummer aardewerkindustrie huis
waarts keert.
Twee Makkummer bier
pullen uit eigen ver
zameling. De linker ver
sierd in blauw met een
landschap en zeege
zicht; de rechter in
polychrome ornament
versiering.
18