ES, Oh Es!
Toen eenmaal het besluit van de
directie vaststond, dat de 's van
Heineken's Bier zou moeten ver
dwijnen, heb ik lang en zorgvuldig
overwogen op welke wijze dit
vonnis kon worden voltrokken.
We zouden natuurlijk circulaires
kunnen sturen, maar een circulaire
leest geen mens. We zouden de
executie ook aan ons reclame
bureau kunnen opdragen, maar zó
veel geld moest het nu ook weer
niet kosten. Ten slotte besloot ik
het als altijd maar weer zelf
te doen en ik trok mij een week
terug op de Hoge Veluwe om
techniek en tactiek van de operatie
te bestuderen.
Ik kwam tot de conclusie, dat deze
operatie vóór alles rustig en onop
vallend diende te geschieden. Ik
kocht dus een vrij ruime hengsel
mand, hing deze aan mijn arm en
slenterde kalm, als een echte pro
vinciale vakantieganger, de paden
op, de lanen in, respectievelijk de
straten in, de wallen op. Als ik
langs een café kwam met het be
faamde opschrift, dan plukte ik
luchtigjes de S van het raam en
deponeerde deze met het apostrof-
je in de mand. Niemand vond dit
blijkbaar gekker dan andere gekke
stadse dingen en zo vulde mijn
mandje zich aardig. Slechts één
maal liep het mis. Er zat een dikke
man voor een caféraam, maar
brutaal geworden door mijn succes
volvoerde ik toch mijn pluk-
gebaar.
„Hei, wammoddat?" baste hij me
toe.
Ik legde hem beleefd en zakelijk
het doel uit, waarnaar wij streef
den, maar hij bleek voor onze
argumenten hoegenaamd geen ge
voel te hebben.
„Ik heb altaid Haanekus verkocht
en ik blaaf Haanekus verkaupe,
slaamert!" zei hij en nu mag u
driemaal raden in welke stad ik
mij bevond.
Ik wilde de zaak niet op de spits
drijven, deed een greep in mijn
welgevulde mand en stopte hem
een handvol esjes toe. Kennelijk
was dit een gebaar, dat insloeg. We
schudden elkaar ontroerd de hand
en ik vervolgde mijn tocht.
Ook fietsenrekken kwam ik tegen,
maar ook daarop had ik gerekend.
Mijn blikopener sneed feilloos de
es uit de emaille plaat en rinke
lend viel deze in mijn mand. Meer
moeite had ik met de houten
borden. Zagen kost tijd en maakt
bovendien een irriterend geluid.
Gelukkig zijn echter de houten
borden in de stad niet zo dik ge
zaaid.
Mijn mooiste prestatie verrichtte
ik op neongebied. Het kostte mij
natuurlijk niet de minste moeite
om onopvallend de drukke zaak
aan het plein in te lopen en ook
het bereiken van het dak was een
koud kunstje. Hier was de Es
echter 1 m 50 hoog. Daar ik echter
in mijn jeugd urenlang met mijn
Meccanodoos kon spelen en het
schroevedraaiertje daarvan nog
had bewaard, had ik de letter met
een paar simpele handbewegingen
los, nam haar onder mijn arm en
verwijderde mij langs een belen
dende dakgoot. Ik kwam veilig be
nedenwaar de letter tot mijn schrik
te groot bleek voor mijn mandje.
Het was echter vakantietijd, dus
aan loslopende, zich vervelende
kindertjes geen gebrek. Eén ervan
drukte ik de Es in zijn werkeloze
armpjes en nog dagelijks krijg ik
brieven van moeders uit de buurt,
die mij bedanken voor dit prach
tige stuk speelgoed.
Door al deze zware arbeid was ik
intussen moe en dorstig geworden.
Ik stapte dus ergens naar binnen
om een glaasje bier te gaan drin
ken. Toen ik het viltje zag,
opende zich een geheel nieuw ar
beidsveld. Ik beet er met mijn
tanden de Es uit en hetzelfde deed
ik met alle andere viltjes, die op
de tafeltjes lagen. De kastelein
kreeg er bijna schik in en kwam
met nog drie reserve-rollen aan
dragen. Ook deze behandelde ik
vakkundig en voelde mij toen
weer voldoende gesterkt en opge
frist om de reis voort te zetten.
De lichtbakken baarden mij zor
gen. Het zou mij nooit lukken
om onopvallend een ladder te
gappen, deze onopvallend onder
een lichtbak te zetten, er onopval
lend op te klimmen om met mijn
glassnijder onopvallend de Es te
verwijderen. Maar zoals gewoon
lijk liet mijn inventieve geest mij
ook nu niet in de steek. Ik maakte
een ouderwetse katapult, stak mijn
zakken vol steentjes en trok wel
gemoed op de lichtbakken af.
Het ging schitterend! Aanvankelijk
stelde ik mij verdekt op, zodat het
plotseling rinkelend wegvallen van
de Es voor de omstanders een
grote verrassing was. Maar allengs
beving mij het toch geenszins
ongezonde verlangen van elke
sportsman om voor zijn prestatie
16