Trouwens hij zou Kriel nooit alleen laten gaan. Hij zeker in zijn mandje liggen en die slimmerik lekker schil deren. Die avond, dat zij op pad gingen was het niet koud. Ze hadden hun oude broekjes en kieltjes aange daan. Dan konden ze tenminste verf morsen. Ze hadden wel lol in hun plannetje. Zou die paashaas morgen ochtend opkijken, wanneer hij al die eieren geschilderd vond. Er was niemand in de werkplaats toen zij kwamen. Dat was nog eens boffen. Ze sleepten samen wat verfbussen naar voren en met een penseel waar van ze de helft afbraken, begonnen ze te smeren. Het ging geweldig. In het begin kostte het natuurlijk een beetje moeite. Ze zagen wel dat het gemakkelijker is om thuis te knoeien dan om hier de eitjes mooi van kleur te krijgen. Eerst hielden ze zich bij één kleur doch toen het later beter liep, begonnen ze met meer kleuren te werken. Uren schilderden ze door. Niemand kwam hen storen. Hun pakjes vertoonden vanzelf diverse verfvlekken. Uiteindelijk kregen ze toch genoeg van al dat eierengeschil- der. Er lagen nog veel eieren, maar er stonden nog meer verfpotten. Hoe moesten al die potten leegkomen? De paashaas had toch gezegd dat hij die potten dolgraag leeg wilde hebben. Ja, daar wisten ze een oplossing voor. Ze zouden heel het Kakelland en Flaporenland eens gaan schilderen. Er waren genoeg verveloze deuren. Ieder zou aan een kant van een straat beginnen. Ze begonnen bij de burge meester. Dat was een deftig mannetje, dus kozen ze voor zijn deur grijs, dat paste trouwens ook het beste bij zijn leeftijd. Wat zouden ze allemaal op kijken bij een nieuw geschilderd land. De mensen zeiden natuurlijk allemaal „Wat een verrassing, het was zeker een grapje van de paashaas, dat hij ziek was, hij wilde ons verrassen." Nu is eieren verven ook nog niet zo moeilijk als deuren, want dat deuren verven ging heel moeilijk. Kriel en Kraal waren te klein voor die hoge deuren te schilderen. Daar moet je lang voor zijn en de schilders ge bruiken meestal een trap, waar ze opklimmen. Doch slimme Kriel, die het iets te lang vond duren, gooide pardoes heel de verfpot tegen de deur. Wat een herrie maakte dat in die stille nacht. Ze verstopten zich snel achter de heg. Gelukkig werd er niemand wakker en sliep de burge meester door. Neen, deuren verven was niet alles. Ze konden beter de straten en de wegen gaan schilderen. Het was gemakkelijker en ging vlug ger. Moedig togen ze aan het werk. Ze laadden de verfbussen op een handwagentje en veranderden de kleur van de straatstenen in rood, groen, lila, geel en oranje. Jammer dat het donker was en zij het resultaat niet konden zien. Ze zorgden er wel voor dat ze niet liepen waar zij ge schilderd hadden want daar was de grond nog helemaal nat. Ze bleven doorgaan totdat al de bussen verf op waren. Eén straat hadden ze niet kunnen doen, maar dat was niet zo erg. Maar wat bemerkten de dom oren, dat ze zelf niet naar huis toe konden gaan omdat overal de straten nat waren. Dus kropen ze in een boom aan het punt waar ze geëindigd waren. Vermoeid vielen ze in slaap en zij sliepen de volgende dag nog toen de haan begon te kraaien dat het tijd was voor de kippen en hazen om op te staan. Verbaasd keken de kippen naar buiten naar al die gekleurde straten, wat moest dat beduiden. Doch kom, ze moesten opschieten om naar hun werk te gaan. Na het ontbijt begaven ze zich de straat op om te gaan werken, maar ver komen deden ze niet, overal zaten kippen, konijnen en kuikens vastgeplakt aan de straat. Ze rukten zich los, ze trappelden, ze schreeuwden maar iedereen bleef vast geplakt aan de straat zitten want Kriel en Kraal hadden zo dik ge schilderd dat de straten nog niet droog waren en geen kio had daar opgerekend vandaar dat de straat vol kippen stond. Want iedere kip wilde gaan kijken wat voor kleur de straten in de omgeving gekregen hadden. In het paashazenland was het precies hetzelfde. Hoe lang zou het duren voordat de straten droog waren en de mensen niet meer aan de weg gekleefd zaten. Niemand begreep wie dit ge daan had. Kriel en Kraal, die intussen wakker geworden waren, schrokken behoorlijk toen zij het resultaat van hun nachtelijke schilderkunst zagen. Ze durfden de boom niet uit te gaan. Ze waren bang voor straf. Thuis waren ze al door hun moeder gemist, ze begreep al gauw dat haar zonen dit gedaan hadden. Hoe zou dat af lopen? Waar waren die twee kereltjes? Gelukkig dat vader niets gemerkt had, die stond voorlopig rustig aan de straatstenen geplakt. In haar angst belde ze naar het paasmannetje. Ze vertelde hem hoe heel het land er uitzag en dat ze Kriel en Kraal van dit geklieder verdacht. De paasman beloofde haar te komen helpen. Hij deed dat ook. Hii haalde zijn vriend de wind erbij en die heeft twee dagen lang heel hard geblazen totdat de straten droog waren. Toen de kippen en hazen zagen hoe mooi dat wel stond en fleurig in het Kakel- en Flaporenland kregen Kriel en Kraal geen straf. Ze hadden toch wel een beetje hun best gedaan. Al leen werden er dit jaar geen gekleurde paaseieren gegeten en dat was natuur lijk jammer voor de andere kuikens. JOS TABBERS 21

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1960 | | pagina 43