Kriel en Kraal
Kennen jullie Kriel en Kraal al? Nu
ik denk van niet. Want Kriel en
Kraal zijn twee ondeugende kuikens.
Ze zijn een tweeling. Hun pakje is
fel geel, maar meestal is het zwart,
dan worden ze door hun moeder in
de tobbe gestopt om ze weer schoon
te krijgen. Het sop schuimt dan over
hun kopjes. Ze rollen door het zand,
klimmen in de bomen, springen achter
op auto's, tekenen op schuttingen en
soms vechten ze. Waar je Kriel ziet
is ook Kraal te vinden. Sinds sep
tember gaan ze op de grote kippen-
school. Dat vinden ze wel niet zo
prettig, want hele dagen stilzitten,
valt voor zulke belhamels wel erg
moeilijk. Toch worden zij nog geen
kip genoemd want daar zijn ze juist
net nog iets te klein voor. Dat klein
zijn is wel eens gemakkelijk, vooral
als ze ondeugend zijn geweest en zij
moeten dan wegkruipen. Onlangs
hebben ze het weer eens voor een
keertje verschrikkelijk bont gemaakt.
Ja, door hun schuld was het Kakel-
land in rep en roer geweest.
Het was Pasen, dat is het grootste
feest in het kippen- en hazenland.
De hazen en kippen vieren dat feest
altijd samen. De kippen zorgen voor
de eieren en de hazen schilderen die
in allerlei vrolijke kleuren. Na het
kleuren komt de paasman naar het
land om al de eieren te verstoppen.
Hij stopt ze tussen het gras, in de
bomen en onder het zand. Voordat
die eieren gekleurd zijn is een heel
werk. Dit jaar konden de hazen het
zelf niet aan. Dat was natuurlijk
lastig. Hoe moesten zij klaarkomen.
Dag en nacht hadden ze doorgewerkt.
Toen gebeurde het verschrikkelijke.
De verfhaas raakte overwerkt. Hij
kon echt niet meer werken. Hij was
zo moe van al dat geschilder; overal
zag hij gekleurde eieren op zich af
komen. Gelukkig kwam bijtijds de
dokter er nog bij en die maakte de
paashaas natuurlijk weer helemaal
beter, hij verbood de paashaas echter
dat hij voorlopig niet mocht schilde
ren. Het was natuurlijk een teleur
stelling voor haas Klodder. Niemand
kon zulke mooie poppetjes op de
paaseieren tekenen als hij. Waar kon
den zij nu eens andere hulp vandaan
halen. In hun krant plaatsten ze een
advertentie, waarin zij om een teken
en verfhaas vroegen. Kriel en Kraal
die natuurlijk lezen op school geleerd
hadden, zagen dat ook. Dat verven
leek hun aardig. Lekker om zo eens
met die verf te rommelen en te
kliederen. Thuis hadden ze ook een
verfdoos, maar ze mochten van hun
moeder slechts één kleur tegelijk
gebruiken. Gebruikte Kriel groen dan
mocht Kraal bij uitzondering wel eens
blauw gebruiken. Moeder keek dan
streng toe of ze niet te veel knoeiden.
Soms kibbelden ze er wel eens om
welke kleur ze zouden kiezen. Dan
maakte moeder verstandig een lootje.
„Ja, de tweeling is soms wel eens
lastig" bromde moeder 's avonds
tegen vader, wanneer hij van zijn
werk kwam. Wie nu de ondeugendste
was Kriel of Kraal daar was met
geen mogelijkheid achter te komen.
Nu was het plan dan toch van Kraal
afgekomen. „Hé, Kriel", riep hij
opgewonden. „Ik weet wat, wij ver
kleden ons als paashazen en gaan
ons dan melden voor verfhazen. Wij
verdienen wat geld en daarvan kun
nen wij dan eens rolschaatsen kopen.
Wij zeggen het tegen niemand. Op
school heb ik een hazepak zien liggen,
dat trekken wij aan. Vooruit we gaan
naar school en lenen daar even het
pak. Na afloop brengen wij dat
terug". Het was voor het tweetal niet
moeilijk om door het raam naar
binnen te springen want het was
tamelijk laag. Vrolijk huppelden ze
door de lege school. Er was geen kip
meer te zien. Uit het krijtbakje pakten
ze een pijpje krijt en schreven met-
grote scheve hanepoten, „De groeten
van de Paashaas, dit jaar krijgen
jullie allemaal een verrassing". Maar
dat die verrassing wel eens tegen kon
vallen wisten ze zelf niet.
De kast, waarin het hazekostuum zich
bevond was niet open te krijgen.
Juffrouw Kip sloot 's avonds alle
deuren af en nam de sleutels mee
naar huis. Het verkleden ging dus
wel moeilijk. Het was wel een teleur
stelling. Maar Kraal, die toch ook
wel de brutaalste van de twee was
zei: „We gaan naar Haas Klodder
toe en vragen hem of wij mogen
helpen. Wij beloven dat wij ons
uiterste best zullen doen".
Dapper trippelden ze naar het Flap-
orenland. Ze trilden wel een beetje
van spanning. Stel je voor dat het nu
eens niet mocht. Ze konden gelijk
hun vakantiedagen mooi vullen en
dat was ook een heleboel waard.
Haas Klodder moest wel lachen toen
hij die donsgele kuikens binnen zag
stappen. Het waren twee lekkere
boefjes dat kon je wel zien. Die zou
den heus veel kattekwaad uithalen.
„En kuikens", vroeg hij „Wat komen
jullie doen, komen jullie soms kijken
of er gekleurde eieren liggen. Dan
zijn jullie iets te vroeg, jullie moeten
nog een paar dagen wachten. Zien
jullie daar al die verfpotten in de
hoek staan, deze moeten eerst nog
opgesmeerd worden voordat wij aan
het paasfeest kunnen beginnen. Ik
wacht nog steeds op de paashaas uit
een naburig land, die ons komt hel
pen. Onze paashazen hebben het
reuze druk. Jammer dat jullie geen
haasjes zijn anders mochten jullie
komen helpen. Maar jullie pootjes
zijn zelfs veel te klein om een penseel
te hanteren." Verschrikt keken zij
elkaar aan. Hoorden ze het goed, dat
er geen kans bestond om maar een
eitje te schilderen. Ze werden onder
schat in hun hoedanigheden. Ze gaven
de paashaas dan de indruk dat zij
gewoon uit nieuwsgierigheid waren
gekomen. Ze bleven wat praten en
mochten gezellig wat rondneuzen in
het atelier. Paashaas Klodder stelde
zelfs voor dat hij de tweeling na
Pasen ook eens wilde schilderen. Ze
namen afscheid van hem en beloofden
gauw terug te komen. Dat zij die
zelfde avond nog terug zouden zijn
had Klodder beslist niet kunnen
denken. Onderweg naar huis was het
nu Kriel die zei: „En toch zal ik
paaseieren schilderen. Heb je gezien
dat Klodder de deur niet op slot
deed. We doen vanavond thuis of we
gaan slapen maar we gaan naar het
atelier. Ook Kraal vond dat leuk.
20