Veertig jaar Sportclub H.B.M. Op 1 maart jl. was het veertig jaar geleden, dat de Sportclub de Amsterdamse Kantoorperso neelsvereniging, werd opgericht. Ik wil hier geen vaderlandse geschiedenis gaan plegen. Dat heb ik uitvoerig gedaan in het allereerste nummer van „Vers van 't Vat", nu tien jaar geleden, toen het wel en wee van dertig jaar Sportclub uitgebreid werd opgerakeld. Daarna is het echter stil geworden om de Sportclub H.B.M. en de laatste jaren is de sportieve activiteit en zelfs het beroemde H.B.M.-feestleven het nulpunt angstig dicht genaderd. Wij kunnen hierover jammer roepen en klagen, maar dat heeft natuurlijk geen enkele zin. Wanneer er aan een bepaald artikel geen behoefte meer is, wordt het uit de markt genomen. Wanneer er voor een organisatie als de Sportclub H.B.M. geen belangstel ling meer bestaat, zou zij eigenlijk moeten worden geliquideerd. Maar dat betekent natuurlijk, dat weer een kist vol schone herinneringen in de graftombe van het ver leden wordt bijgezet en snel zou worden vergeten. En op gevaar af van sentimenteel te worden moet ik toch zeggen: daar was het te mooi voor, te rijk, te Breugheliaans soms! Want wanneer wij deze hele reeks van evenementen en evenementjes, successen en teleurstellingen, feesten en de onvermijdelijke inci dentjes weer eens ons geestesoog laten passeren, dan moet toch erkend worden, dat bij alle ups en downs de sportclub een enorm brok vitaliteit, een groots stuk H.B.M.-leven was, waarin en waarmee wij veel plezier, verschrikkelijk veel plezier hebben gehad! Het is stil geworden Ik heb gezegd, dat ik geen geschiedenis zou plegen en dat houdt ook in geen namen noemen. Maar voor Pé Raayen moet ik toch wel een uitzondering maken, omdat hij als mede-oprichter van de Sportclub, als „zilveren" voorzitter en later als erevoorzitter eigen lijk de verpersoonlijking was van de geest van de Sportclub en van de H.B.M. Hij is altijd jong gebleven en bruisend van vitaliteit en als hij een van zijn daverende, van enthousiasme vonkende speeches hield, waarin hij soms de hele mythologie en wereld geschiedenis door elkaar husselde, dan was men toch steeds weer geïmponeerd en juichte men hem zijn „three cheers voor de H.B.M.", waarmee hij steevast zijn toespraak besloot, opgewekt na. Het is ik zei het al stil geworden rond de Sportclub H.B.M. Heeft de „Kantoorvereniging" zichzelf overleefd? Heeft de dynamische fabriek bij het meer statische kantoor een soort terughoudend heidscomplex veroorzaakt? Moet er gezocht worden naar een nog nauwere, naar samensmelting neigende samenwerking? Of zat juist de kracht van de Sport club H.B.M. in het „mind your own business", het geen overigens nooit een voortreffelijke en vriend schappelijke verstandhouding met onze zustervereni gingen in de weg heeft gestaan. Sein voor glorieuze renaissance Het zijn vragen, waarop misschien alleen antwoord gegeven kan worden na een diepgaand onderzoek naar het wezen van de personeelsvereniging en haar betekenis voor de moderne werker in de moderne onderneming. Maar hoe dat onderzoek ook uit zou vallen, de Sportclub H.B.M. blijft in mijn nu provinciale hart een warme plaats behouden. Twee generaties H.B.M.'ers hebben er schuitenvol levensvreugde vandaan gesleept. Een nieuwe genera tie staat nu weer aangetreden, een generatie, waarvan wordt beweerd, dat zij de kunst van het leven beter verstaat, althans gretiger beoefent, dan enige generatie ervóór. Zou deze generatie het nu niet doodzonde vinden, als het enorme potentieel aan levenslust, vriendschap, collegialiteit en sportiviteit, dat in de Sportclub is samengebundeld, stomweg ongebruikt zou blijven liggen? Naar wat mij van de plannen tot viering van het veertigjarig jubileum ter ore is gekomen, wil het bestuur deze zaak op frisse en moderne wijze aan pakken. Het zou niet de eerste keer zijn, dat een goed feest het sein was voor een glorieuze renaissance. Moge dit bij de Sportclub H.B.M. ook zo zijn! vdz

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1960 | | pagina 38