Mijnheer de redacteur,
U vraagt mij iets te vertellen over de eerste
levensjaren van Vers van 't Vat". Waarom
zover gezocht wat u nabij kunt vinden
Toch is uw vraag mij sympathiek. Het is mij
de laatste jaren zo vertrouwd geworden om
voor onlogische, onredelijke, dwaze, of wat-ge-
maar wilt voor vragen te komen staan. Uw
verzoek is mij dus niet vreemd en valt, als ge
het zo zoudt willen opvatten, in goede aarde.
Dat laatste zegt echter niet zoveel, want ik
leef hier in de woestijn. En als daar geen water
bijkomt, dan wil er beslist geen sprietje groeien.
U wilt mij wel verontschuldigen indien ik hier
even de gelegenheid aangrijp om een wijdver
breide misvatting recht te zetten. Men denkt
dat de woestijn alleen maar dor zand is. Als ik
mij goed herinner bestaat er zelfs een rijmpje
of een liedje in die geest. Beslist niet waar,
M.d.R., écht niet. En denkt u nu niet dat ik
met dit te zeggen aangestoken ben door de locale
propaganda. Ik zal u de bewijzen geven.
Tussen Cairo en Alexandrië, halverwege de
220 km lange autoweg door de woestijn, staat
een Resthouse. Daar kan je een kop koffie, of
een kop thee drinken en niet te vergeten een
Stella-bier. Je kan er zelfs eten. Maar dat zou
ik niet aanraden. Dat heb ik één keer gedaan.
Geef mij maar een biefstuk van de „Poort van
Cleef". Of een spekpannekoek. Toen ik nog
student was gingen wij daar Vrijdagsavonds
altijd eten en tegen het eind van de maand was
daar „één pannekoek met twee bestek en vier
glazen water" een vertrouwd geluid. Wat is
Amsterdam toch een zalige stad. Waar ter-
wereld is zoiets mogelijk
Maar ik ben wat van mijn propos afgeraakt.
Waar was ik? O juist; de vermeende onvrucht
baarheid van de woestijn. Beslist niet waar,
M.d.R., een ernstige misvatting.
Rondom dat Resthouse dan, groeien de sinaas
appelen en mandarijnen in een redelijk ver
zorgde tuin, zoals in mijn jonge jaren de bruine
bonen kiemden in het sponzendoosje. Daar heb
ik de beste herinneringen aan. Niet zozeer aan
dat sponzendoosje als wel aan die mooie groene
blaadjes die tenslotte te voorschijn kwamen,
't Was overigens tvel altijd een hele ellende om
de worteltjes uit het sponsje te ontwarren.
Maar nou ja. Toch heb ik het met mijn bonen
nooit zover kunnen brengen als die Griek
van het Resthouse met zijn sinaasappelen.
Eerlijk is eerlijk. Dank zij het water dat hij uit
een ondergrondse wel oppompt, kweekt hij
daar de prachtigste vruchten. Die doen heus
niet onder voor de sinaasappelen welke wij
bij „Elollandia" kregen wanneer Timmer aan
de overige redactieleden vertelde wat er in het
volgende („met geringe vertraging verschijnen
de") nummer zou komen te staan.
Met vriendelijke groeten,
E. C. KETTNER
Oppassen zetter dat het geen Griet wordt.
Zwoeger.
Meneer Janse? Die is
terug naar z'n plaatsI
(Die koffie is koud!
\Haal je even nieuwe?
9