Een der oudste ter wereld
De Amsterdamse effectenbeurs is een der oudste ter wereld
en dateert van het begin der 17e eeuw. In die tijd kwamen
onder de luifels van de winkels in de Warmoesstraat
destijds een der voornaamste Amsterdamse straten
deftige kooplieden en wisselhandelaren uit vrijwel alle
landen tussen de Oostzee en de Middellandse Zee bijeen.
Toen de smalle Warmoesstraat te klein werd, verhuisde
de primitieve „beurs" naar de Nieuwe Brug, waar wel
meer ruimte was, maar bij slecht weer geen beschutting.
Een tijdlang is er daarna zelfs beurs gehouden in de
Oude Kerk!
In 1611 kwam aan het Rokin de beroemde Koopmans
beurs van Hendrik de Keyser gereed; in een deel van
deze beurs werd weldra een levendige handel gedreven
in de zg. actiën van de Vereenigde Oostindische Com
pagnie. Iedere inwoner van de Republiek mocht voor elk
gewenst bedrag inschrijven op het kapitaal van de
Compagnie en kreeg daarvoor een soort stortingsbewijs,
dat later met actie werd aangeduid. De winstgevende
handel op de Oost deed vooral naar kleine actiën veel
vraag ontstaan. Rijke dames stuurden een knecht naar
de beurs om actiën te kopen en zelfs kinderen deden aan
de actiënhandel mee. Weldra gingen de actiën van hand
tot hand en het is deze handel, die de voorloper van de
moderne effectenhandel mag worden genoemd en later
tot het ontstaan van grote internationale effectenbeurzen
heeft geleid.
Enkele eeuwen geleden heeft de effectenhandel huisves
ting gevonden in de koopmansbeurs of goederenbeurs.
Toen in 1903 de beurs van Berlage aan het Damrak werd
geopend, werd hierin ook weer voor de effectenhandel
een eigen zaal aangewezen. De behoefte aan een eigen
gebouw werd echter steeds groter. Dit gebouw kwam
er tien jaar later. De effectenbeurs aan het Beursplein, die
jarenlang, na New York en Londen, tot het grootste en
belangrijkste financiële centrum ter wereld kon worden
gerekend.
Na de oorlog collectieve aandelenbelegging
Werden er voorheen voornamelijk buitenlandse effecten
verhandeld, na de eerste wereldoorlog is hierin geleidelijk
verandering gekomen. De ontplooiing van de Nederlandse
industrie deed de behoefte aan kapitaal sterk toenemen,
zodat steeds meer Nederlandse ondernemingen een beroep
op de beurs moesten doen. Na de tweede wereldoorlog
blijkt ook onder de kleine spaarders de belangstelling
voor de effectenbeurs toe te nemen, o.a. door de mogelijk
heid van deelneming in collectieve aandelenbeleggingen,
waardoor het risico wordt verkleind en men ook voor
betrekkelijk kleine bedragen een aandeel kan kopen.
Maar eerst nog even iets over obligaties, die men niet
met aandelen moet verwarren.
Wanneer de overheid of een onderneming voor lange
termijn geld nodig heeft, kan zij onder meer een zg.
obligatielening uitgeven. Een obligatie is niets anders dan
een schuldbewijs. De obligatiehouder is de schuldeiser, die
zijn geld voor een bepaalde tijd te leen heeft gegeven en
als vergoeding jaarlijks een vaste rente ontvangt. De
spaarbanken, die hun inleggers een vaste rente moeten
vergoeden, mogen geen risico lopen. Vandaar dat zij de
aan hun toevertrouwde gelden vrijwel uitsluitend beleggen
in solide obligaties.
Een individuele spaarder kan, als hij over een bepaald
bedrag de beschikking heeft, zelf een obligatie kopen.
Hoe komen aandelen aan de beurs?
Hij kan echter zijn geld ook beleggen in aandelen. Laten
wij een voorbeeld geven hoe deze aandelen aan de beurs
komen en vertellen wat aandelen eigenlijk zijn.
Stel dat een fabriek jarenlang in handen van een bepaalde
familie is geweest en met familiekapitaal geleidelijk uit
gebreid. Door de Euromarkt is voor de fabriek een
geheel nieuwe situatie ontstaan. Wil men ook onder de
nieuwe omstandigheden „mee blijven doen", dan zal de
fabriek moeten worden gemoderniseerd en uitgebreid.
Daarvoor zijn ettelijke miljoenen guldens nodig. In de
familiekring zijn dergelijke grote bedragen in de regel
niet meer te vinden. De directie besluit nu over te gaan
tot een emissie of uitgifte van aandelen op de effecten
beurs.
Zij wendt zich tot een bank, die bij het beursbestuur een
aanvraag tot beursnotering zal indienen. Voordat het
bestuur toestemming geeft effecten aan de markt te
brengen, moet zijn voldaan aan een reeks voorwaarden,
die de toekomstige koper zekerheid geven, dat de aan
delen aan de minimumeisen voldoen en die hem tevens
inzicht kunnen geven in de fabriek, waarin hij eventueel
zijn geld wil steken. Een van de voorwaarden is, dat het
in aandelen geplaatste kapitaal tenminste 500.000 gulden
moet bedragen, zodat er voldoende stukken in omloop
kunnen worden gebracht om handel te drijven. Verder
moet een prospectus over de nieuwe emissie worden uit
gegeven, waarin allerlei gegevens over de fabriek worden
vermeld, zoals balansen en verlies- en winstrekeningen,
belangrijke statutaire bepalingen, het doel en het bedrag
van de uitgifte, namen van directie en commissarissen,
een overzicht van de groei van de onderneming en de
verwachtingen voor de naaste toekomst.
Al zullen er wel eens bezwaren bestaan tegen het publi
ceren van allerlei gegevens, die tot nog toe gewoonlijk niet
bekend werden gemaakt, we moeten niet vergeten dat
het er voor de fabriek om gaat een weg te vinden naar
de kapitaalmarkt en zo de middelen te verkrijgen ter
versterking van de onderneming. Het „naar de beurs
gaan" betekent dat de fabriek in de openbaarheid wordt
getrokken. Er verschijnen publikaties in de pers, de uit
gifte van aandelen wordt door bankiers en commissionairs
onder de aandacht van duizenden cliënten gebracht.
Kortom, de fabriek krijgt plotseling algemene bekendheid,
wat haar goodwill bij afnemers en leveranciers alleen
maar ten goede kan komen.
De grote hal van de Effectenbeurs.
8