Het ni kkertje en
Een grappig nikkertje
Ontmoette een
Dat hard kwaakte,
Maar zijn lied
Het nikkertje sprak:
„Dag kikkertje
Waar ga je heen
Ik ben maar
Tot mijn groot verdriet
Versta ik de mensen
Ik heb ook nog strop,
Want mijn centen zijn.
Ik heb geen boot
En de afstand is
Ik kan ook niet lopen
Dan moet ik schoenen
Ik wil terug
Op jouw
Kom ga mee
Over de
Naar het palmenstrand
En het witte
Daar is het fijn
Met veel zonne
Wij bouwen er veel
Ook een groot
Daarop komt de vlag
En iedere
Kunnen we kuieren
En lekker
Onder grote parasollen
Fijn af en toe eens
En het kikkertje groen
Wilde dat wel
Het zei: „Stap maar op
En in volle
Zijn ze vertrokken
Maar heel hard
Want in de baai
Was een blauwe
Nu moet je weten
Dat hij hen op wilde
Doch het kikkertje puik
Nam een koene
En wist te ontkomen
Tot bij de palm
Maar al die zonneschijn
Vond hij toch niet zo
Hij hield meer van regen
Daar kon hij beter
Een grote kokosnoot
Aan zijn kikker
Was het verdiende loon
Voor zijn hulp
Hij wilde niet blijven
Maar de nikker zou
En werkelijk zowaar
Zij schreven
Hele lange vellen
En hadden veel te
Toen kwam er een brief
Waarin stond: „Nikkertje
Doe mij een plezier
En kom naar
Het nikkertje heeft niet gedacht
En ook niet langer
Gauw het eerste schiji genomen
Daarmee naar Holland
De kikker wachtte hem op
En zei: „Lieve
Zullen wij trouwen
En in het water een huisje
Dat deden zij toen
Met als belofte een (brr.)
JOS TABBERS
17