atoomovens hebben genoemd, heeft 143 neutronen (143 92 235) en uranium-238 heeft er drie meer, nl. 146 neutronen (146 92 238). Alleen uranium-235, dat maar voor 0,7 in het natuurlijke uranium voorkomt, valt bij een bom bardement met neutronen uiteen en kan dus voor de kernsplitsing worden gebruikt. Tijdens de oorlog zijn in de Verenigde Staten enorm uitgebreide en zeer kostbare installaties gebouwd om U-238 en U-235 van elkaar te scheiden. Door U-235 aan natuurlijk uranium toe te voegen, verkrijgt men het zg. verrijkte uranium, dat dus een hoger percen tage U-235 bevat. In tal van landen, o.a. in Nederland, zoekt men thans naar minder kostbare methoden om U-235 en U-238 uit het natuurlijke uranium te scheiden, waar door het verrijkte uranium als brandstof voor atoom centrales een steeds groter betekenis zal krijgen. Zowel de atoombom als de kernreactor berust op het principe van de kernsplitsing. Wanneer een neutron een zware uraniumkern treft, valt deze in enkele brokken uiteen. Bij die splijting ontstaat er zowel energie als radioactieve straling, terwijl er bovendien nog enkele neutronen vrijkomen, die andere kernen tot splitsing kunnen brengen, zodat er een ketting reactie ontstaat. Tot zover is er geen verschil; maar dan houdt de overeenkomst tussen de verderfzaaiende bommen en de nieuwe energiebron ook radicaal op. Proefnemin gen hebben dan ook aangetoond, dat het uitgesloten is dat een reactor als een atoombom zou ontploffen. Als „brandstof" gebruikt men in een reactor uranium, hetzij in de vorm van natuurlijk uranium of als ver rijkt uranium, dat een hoger gehalte heeft dan het splijtbare uranium-235. Snelheid van licht De neutronen die bij het uiteenvallen van de kern vrijkomen, hebben een snelheid, haast evengroot als die van het licht. Wil men de neutronen als projectiel voor andere kernen gebruiken, dan moet hun snelheid wat afgeremd worden. Als remstof of moderator kan men onder andere grafiet gebruiken of het zg. zware water, waarvan de kernen der waterstofatomen niet zoals bij gewoon water uit één enkele proton bestaan, maar uit een proton en een neutron. Om de kettingreactie te beheersen, is het noodzakelijk het aantal neutronen dat splitsingen teweegbrengt, heel precies in de hand te houden. Dit kan gebeuren door naar behoefte regelstaven van het metaal cad mium of borium in de reactor te brengen. Deze metalen bezitten de eigenschap de neutronen op te vangen, zodat men door het inbrengen of uithalen van de staven het aantal neutronen dat splijtingen veroorzaakt, nauwkeurig kan regelen. De warmte die bij de kernsplitsing ontstaat, kan uit de reactor worden afgevoerd door een koelmiddel, b.v. zwaar water (dat tegelijk als moderator dienst doet). In een warmtewisselaar kan de warmte worden benut om water te verhitten tot stoom, waardoor dan op precies dezelfde manier als in de „steenkool- en oliecentrales" turbines in beweging kunnen worden gezet, die elektrische stroom leveren. Zo hebben wij in heel grote trekken de reactor leren kennen als een atoomoven, die uranium als brandstof gebruikt, die niet gestookt behoeft te worden, die met regelstaven welke neutronen opvangen, heel precies geregeld kan worden, die geen rook veroorzaakt en ook geen rooster of schoorsteen heeft. Eerste atoomcentrale in 1953 Bij de energiereactoren gaat het in de eerste plaats om het leveren van bruikbare energie. Deze kan zowel dienen voor het aandrijven van een elektrische centrale als voor de voortbeweging van schepen en andere voertuigen of voor industriële warmte- produktie. De eerste atoomcentrale ter wereld, die een flinke hoeveelheid elektriciteit aan het landelijke koppelnet levert, werd op 17 oktober 1956 door H.M. Koningin Elizabeth van Engeland te Calder Hall officieel in werking gesteld. Men kan ook reactoren bouwen, speciaal met het doel allerlei proefnemingen te doen, waarbij b.v. kan worden nagegaan hoe verschillende materialen zich gedragen bij een neutronenbombarde ment of aan welke eisen de apparatuur moet voldoen. In dit geval spreekt men van een onderzoekreactor. Vooral omdat de reactoren zich nog maar in het allereerste stadium van hun ontwikkeling bevinden, is grondig onderzoek van het grootste belang om teleurstelling te voorkomen. De ervaring heeft reeds geleerd, dat grote technische moeilijkheden over wonnen moeten worden. Verder zijn er nog de zg. kweekreactoren, waarin méér brandstof ontstaat dan er wordt verbruikt. Dat klinkt nogal wonderlijk. De oplossing is, dat men bij deze reactor uranium-235 gebruikt met daaromheen een laag niet splitsbaar uranium-238. Dit laatste wordt door de beschieting omgezet in een nieuwe stof, plutonium, die wel als reactorbrandstof kan worden gebruikt. Daar U-238 in 140 maal zo grote hoeveelheden in de natuur voorkomt als U-235, heeft men op deze wijze een rijke grondstoffenbron ter beschikking gekregen voor het vervaardigen van splijtbaar materiaal. Betonbescherming De sterke radioactieve straling die bij het splijtings proces ontstaat, kan voor levende wezens fataal zijn. Vandaar dat de eigenlijke atoomoven aan alle kanten wordt omgeven door een metersdikke wand van beton en lood, die de schadelijke straling tegen houdt. Wanneer men bovendien de gehele installatie nog opstelt in een hal, die door stalen platen vol komen luchtdicht is afgesloten, is de kans op „atoom gevaar" wel tot een uiterste minimum teruggebracht. Uiteraard blijft bij de toepassing van de kernenergie de grootste waakzaamheid geboden. Gezien echter de talrijke veiligheidsmaatregelen die worden genomen, is de uitspraak die op de eerste atoomconferentie in 1955 te Genève werd gedaan, dat een reactorcentrum de plaats genoemd kan worden waar men het best tegen de radioactieve straling is beveiligd, werkelijk niet ten onrechte gedaan.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1959 | | pagina 15