konden we langs beide zijden door middel van een nogal breed voetpad bet park bereiken. Hartelijk werden we door de eigenaars ontvangen en enige minuten later stond ik aan het open raam van onze kamer, mijn blikken latende gaan over al dat moois terwijl mijn vrouw de koffers uitpakte. Ik ontdekte een grote zwaarbegroeide kastanjeboom, waaronder enige aanlokkelijke ligstoelen en zó ge plaatst dat men van daaruit op de straatweg uit kon kijken. Mijn keuze was gemaakt, dat zou m'n plaatsje zijn, vooral in de morgenuren, vóór het ontbijt, gewoon steeds vroeg uit de veren te zijn. En aldus brachten we enige aangename dagen door, na kennis gemaakt te hebben met mensen, zoals we die in elk hotel aantreffen. De keuken was van die aard dat zelfs de grootste kritikeerder moest toegeven dat ze „enig" was. Geen druppel regen en warm, heel warm was 't op die laatste augustusdagen. Kortom, alles om een mens gelukkig te maken. Het was de derde morgen. De gasten sliepen nog toen ik opstond. Een gouden lichtstreep in het oosten kondigde een mooie dag aan, en de spoedige opkomst van Mejuf frouw Zon. Het duurde niet lang om me neer te vlijen in m'n uitgekozen ligstoel, voorzien van enige dagbladen, tevreden over iedereen en over alles. De nacht had niet veel afkoeling gebracht en de intussen opgekomen zon stuurde enige zilvergetinte licht stralen getemperd door de dichte bladertooi van m'n uitgekozen kastanjeboom. Nu moet u weten, beste lezer, dat ik opgevoed werd door een zeer christelijke moeder, die, toen ik nog heel jong was, en bij een hevig onweer klappertandende in m'n bedje lag, me toe kwam dekken en me de welgemeende raad gaf: „Heb geen angst ventje, doe een klein ge bedje „Onze lieve Heertje, bescherm me tegen alle listen en lagen des duivels en tegen alle gevaren dezer wereld". Dan kun je steeds gerust zijn." Dat gebedje is me bijgebleven en werd gedurende de laatste wereldoorlog, bij het naderen der vliegende bommen, meer dan eens herhaald. Ook op deze onvergetelijke morgen, terwijl ik m'n benen uitstrekte, de ogen nog een weinig sloot in het zalig „niets" doen, ging dat gebedje ten hemel. Vanuit de keuken hoorde ik het klinkelen van tafelgerei, een bewijs dat de tafel voor het ontbijt gedekt werd en drong een heerlijke en aanlokkelijke koffiegeur m'n neus binnen, vergezeld van gebraden „spek met eieren" gewis voor een hongerige gast. In m'n maag begon 't te roffelen. Over de hoofdweg reed zo nu en dan een melkwagen of een vroege bromfietser Dan weer een zalige stilte. en m'n ogen steeds gesloten Plotseling werd die stilte verbroken door een ver wijderend en nakomend tikken op de weg, vergezeld van een klein gefloten deuntje. Een der ogen ging instinctmatig open gevolgd door het tweede en m'n lichaam ging half omhoog toen ik tot de ontdekking kwam dat dit tikken het gevolg was van een paar damesschoentjes ongeduldig het makadam van de straatweg martelend en toebehorend aan een wezen tje dat volgens mij zojuist als engel uit de hemel was neergedaald. Helaas, ik ben geen dichter of schrijver om u dat wezentje uit te beelden. Maar het was een pracht- meisje dat zo nu en dan floot als een sijsje, en haar blikken gericht hield op een punt van de voorgevel. En dat liep daar op enige meters afstand van me. M'n gedachten gingen naar Goethe en Gounod die het samen klaarspeelden, de duivel op te roepen om de heer Faust, een man van reeds zeer hoge leeftijd in een mooie jongeman om te toveren om hem enige minuten later over de scène te doen huppelen en die 't dan met satan op een akkoordje gooide om afstand van z'n ziel te doen op voorwaarde hem een zekere Margeriet beeldschoon kind in de armen te werpen. Dat allemaal gebeurde dan ook met het einde dat Faust ter helle voer en Margeriet als engel ten Hemel opklom. En aangezien ik nu maar ook een mens van zekere leeftijd ben en zoiets bijna bovennatuurlijks vóór me zag tippelen, kon ik plotseling dat tussen Satan en Faust „op een akkoordje gooien" begrijpen en vond ik Goethe toch een beetje kras om daarvan een hellereis voor Faust te maken en voor Margeriet het beklimmen des hemels. Oei, zou dat nu wer kelijk een list en laag des duivels zijn waar moeder zaliger het altijd over had Vijf minuten later verdwenen die listen en lagen omstrengeld door een hups jongmenseen kop groter 13

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1959 | | pagina 15