Links: twee Augsburgse en Neurenburgse XVIIe-eeuw- se gildebekers, beide ver vaardigd door beroemde kunstenaars. Rechts: Brabantse gilde- beker uit het jaar 1663 met enige verworven medailles uit de jaren 16601670. Bij de jaarlijkse teerdagen spelen deze gildebekers nog een grote rol tijdens de vele toespraken en drinkge woonten de war en zelfs het deeg in de vaten bedierf. Toen zij op zekere dag, toen het brood op was, in de vaten keek, dreef op de grauwe brij van het meel een donkere jus, welke buitengewoon vreemd en scherp rook. Anggerèk proefde er eerst met de vinger van en nam toen een grote slok; wat heerlijk ver frissend smaakte dat. 's Avonds kwam haar man vermoeid en verhit thuis van de jacht; Anggerèk gaf hem een uitgeholde schedel van een eenmaal door hem overwonnen en gesnelde vijand gevuld met de vreemde drank en hij slorpte deze leeg met dorstige teugen. Daarna viel hij bedwelmd op zijn diere- huiden neer. Voor het eerst was uit het zetmeel van het graan door een alcoholische gisting een drank ontstaan. Dit was het geboorteuur van het bier en Anggerèk de moeder van de bierpul." Maar na dit feestelijke intermezzo weer terug naar ons onderwerp. De Germanen, zoals Tacitus ze ons beschrijft, hielden al bitter weinig van een pul, die men voor zich op tafel kon neerzetten. Zij dronken, zoals uit de overleveringen blijkt uit de grote horens van de bison, die men slechts op tafel kon neer leggen, wanneer ze leeggedronken waren en dat was beslist een hele opgave, hetgeen wel blijkt uit een exemplaar, dat in mijn bezit is. Volgens de opvat tingen van de Romeinen getuigden deze „pullen" wel van een zeer lage beschavingsstaat van hun gebrui kers. Hoewel de pul nog niet stabiel was, stond het toch wel vast, dat de drinkhorens aan originaliteit niets te wensen overlieten, en, met welk een gratie van „vakmanschap" konden onze voorouders zich de zo gewaardeerde huisdronk in het keelgat doen vloeien. De door Anggerèks man misschien was het Dionysos wel gebruikte „pul" zal wel nauwe lijks tot de dichte reservoirs behoord hebben, maar onze voorouders waren dermate vlotte drinkers moesten ze dus wel zijn dat het voor hen mogelijk was de schedel te ledigen voordat het bier een eigen weg gegaan was. Het is bekend, dat de oude Babyloniërs vele eeuwen geleden hun bier dronken uit aardewerk pullen. Aaardewerk, omdat zij geen ander vaatwerk kenden, beweren de geschiedschrijvers; wij zijn er echter zeker van, dat de reden is, dat aardewerk het bier fris en koel houdt, want dat was onder de gloeiende zon van het nabije oosten de wieg der mensheid reeds precies zo belangrijk als tegenwoordig op een aan de zon blootstaand caféterrasje. Op de ontwikkeling van deze aardewerk pullen, hun ver siering, vorm en gebruiksnut in de oudheid zullen we hier niet ingaan, daar zou een boek over te schrijven zijn en binnen de mij toegemeten ruimte is volledigheid zeker niet mogelijk, veelzijdigheid is belangrijker en voor verdere details verwijs ik u naar de encyclopedieën en handboeken, gelijk de medicus, die zich naast een collega vestigde en aan het naambordje op zijn deur een waarschuwing toevoegde „voor moeilijke gevallen praktijk hier naast". Een belangrijk ding moeten we echter vast houden in ons verhaal, namelijk het feit, dat de aardewerk pul geen verandering meer onderging, sinds de vlakke brede voet de spitse ronde voet van de Egyptische pul vervangen had. Een gemeenschap pelijk kenteken van alle aardewerk pullen is tot op de dag van heden de vlakke ronde bodem gebleven, evenals de vrijwel cilindrische vorm en het opklap- deksel, waarover straks nog enige bijzonderheden. Verschillende variaties grijpen terug op de grond vorm, het grootste verschil vindt men slechts in de versiering. Nu en dan verschenen er wel eens afwijkende vormen zilveren gildebekers, glazen bierlaarzen enz. die zich korte of langere tijd handhaafden en slechts het grote aantal vormen van het vaatwerk vergrootten. Maar zoals we al opmerkten: de aarde werkpul behield haar vorm en het is wel aardig om even aan de hand van de geschiedenisboeken na te gaan, hoe men gekomen is tot de sinds jaar en dag aan dit soort pullen gegeven naam van „KEFERLOHER". Maar daarover een volgende keer. G. W. HARDERVELD KLEUVER jr Welaan Schutsbroeders en gij officieren, Gij mannen van Antonius' schutterij: Heft aan Antonianen ter ere van het BIER". 12

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1959 | | pagina 14