Münclien
800 jaar
de stad van liet liier
3
De bekende kortestukjesschrijver
van de Volkskrant PASSEPAR
TOUT heeft ter gelegenheid van
het achthonderdjarig bestaan van
de stad München, dat in juni a.s.
gevierd zal worden, zijn indrukken
over deze ,,bierstad" weerge
geven, die wij ook u niet willen
onthouden en daarom hierbij
laten volgen.
Laten we er deze zomer vooral
aan denken na Brussel ook Mün
chen aan te doen. Deze stad met
haar zes seizoenen per jaar de
vier, die wij kennen, plus carnaval
en „Oktoberfest" heeft het in
haar hoofd gezet in 1958 acht
honderd jaar te bestaan. De fees
telijkheden beginnen op 14 juni
met een fakkeloptocht, in het
derde seizoen dus volgens de
Münchener tijdrekening. Wanneer
ze eindigen staat op de paperassen
niet precies aangegeven. We ver
moeden, dat ze in het hoogst voch
tige Oktoberfest uitmonden, dat
op zijn beurt de kalender inwan
delt arm in arm met carnaval, dat
op 11 november, om 11 uur 11
start. Men kan daar eventueel
rekening mee houden.
De idee, dit jaar de 800ste ver
jaardag van de Beierse metropool
te vieren is natuurlijk het gevolg
van een compromis geweest. Voor
oude Münchenaren begint de his
torie van hun stad met die van het
paradijs, waarvan de precieze ge
boortedatum nergens geregistreerd
staat. Men heeft zich dus bij meer
tastbare gegevens neergelegd om
de ouderdom te bepalen van een
stad, die zich onlangs met de ge
boorte van de schoorsteenvegers-
zoon Helmut Seehaus in de rij der
miljoenensteden schaarde en in dat
gezelschap wel de gemoedelijkste
is.
'n Varken
Er zal straks bij de feestelijkheden
natuurlijk veel minder aan de
monniken gedacht worden, die
zich in 1158 aan de Isar neerlieten
en de stad Mönich haar naam
gaven, minder ook aan koning
Ludwig I, op wiens bouwwerken
Münchens vermaardheid berust,
dan aan de rivier genaamd Bier,
die tussen twee wallen van Lever
kaas stromend, de Münchenaren
tot op de dag van vandaag levens
bronnen leverde om het achthon
derd moeilijke jaren op dit onder
maanse uit te houden. En om het
uit te houden ook tegen de Pruisen,
hun aartsvijanden.
Passepartout herinnert zich zijn
eerste bezoek aan München nog
goed, al ligt het droevig ver in het
verleden. Bij zijn eerste visite aan
een bierlokaal stapte hij parmantig
op een tafeltje toe, dat hij onbezet
dacht; er stond een bijna leeg en
onbeheerd glas bier op. Maar een
biermatrone wees hem een andere
tafel aan. „Daar" en ze wees naar
het verschalende glas bier, „zit een
Sau-Preuss, daar kunt u niet bij
gaan zitten". Het zij ons toege
staan, vooral nu Pruisen in 1945
verdelgd werd, dit hier te vertel
len. En er bij te zeggen dat Sau-
Preuss zoveel betekent als ,,'n var
ken van 'n Pruis".
Kenners van München beschrijven
Münchenaren als zwaar-op-de-
hand, stijfhoofdig, humeurig, zelf
bewust, kortaf en sluw. Geen lui,
om mee weg te lopen, zou men
zeggen. Goed, maar volg nu even
de Münchener uitleg, „We hebben
dat stroeve karakter vanwege het
klimaat, dat hier Föhn heet, we
lijden van 's morgens vroeg al
onder die warme bergwind, de
frisuur gaat uit onze baard, de
lederen broek kleeft aan onze
dijen, dus duiken we in de eerste
de beste bierkelder." En het is de
Münchener uit de bierkelder, die
de Beierse hoofdstad haar faam
gaf.
Wie uit de heksenketel van het
moderne München, van de Stachus
of van de Mariënplatz zo'n bier
kelder binnenvlucht, leert Mün
chen eerst kennen. Onder dikke
rookwalmen, voor het kleinste
deel uit sigaretten, voor het groot
ste uit pijpen en virginia-sigaren-
met 'n rietje geproduceerd, vindt
men er een bierbroederschap uit
alle landen. Dan zet het orkest in:
„In München steht ein Hofbrau-
haus". Na de derde slok houdt
men van München.
Waarom niet?
De Münchenaar zelf houdt al van
de eerste slok bier van zijn stad,
dat wil zeggen, van in de wieg, als
oma haar kleinkind met een in bier
gesopt stukje brood in slaap sust.
Is de kleine Münchenaar al groot
genoeg om aan tafel mee te eten,
dan zal hij naast zijn etensbord
een klein glas, liefst een leeg mos
terdglas, zien staan, dat vader be
hoedzaam vult. Met meer schuim
dan bier. Later wordt het glas
groter en de verhouding tussen
bier en schuim omgekeerd.
Siegfried Sommer, de kroniek
schrijver van München, vertelt van
een Münchener joch, dat in het
Hofbrauhaus met een hele liter
kruik voor zich zat en daar vlijtig
uit dronk. Een niet-Münchenaar,
misschien wel een Pruis, maakte
de vader erop attent, dat zo'n
peuter toch niet die hele kruik kon
drinken. „Waarom niet?" zei de
trotse vader. „Wat weet zo'n klein
kind hoe groot een liter is."
Wij gaan dit jaar naar München.
PASSEPARTOUT