Koning Smulgraag
15
Koning Smuigraag was de koning
van de eekhoorns uit het Eikeltjes-
bos. Zijn bos was héél groot en
de mooiste eikels waren er dan
ook te vinden. Soms probeerden
er wel eens andere eekhoorns uit
de omtrek het bos binnen te drin
gen, maar de eekhoorns lieten dat
meestal niet toe. Want ieder eek
hoorntje had een apart volkje
waar het bijhoorde.
De diertjes hadden aan hun ko
ning geen goede koning, want hij
liet toe dat de eekhoorns meer
snoepten dan werkten. Kijk en dat
is niet goed. Zo ook dacht de
secretaris van de koning.
Op zekere dag sprak hij: „Koning,
we kunnen zo niet langer door
gaan. U moet zelf het voorbeeld
geven door minder te snoepen en
harder te werken. Ons bos gaat
anders verloren. Binnenkort zal er
geen eten meer te vinden zijn. De
winter nadert. U weet een eek
hoorn is spaarzaam. De meeste
eekhoorns dragen al weken van
te voren hun voorraad naar hun
schuurtje, dat boven in de boom
takken verborgen is. Ik huppelde
gisteren langs de families Pluim
pjes en Dennesnuit. Ze waren uit
eten. Stilletjes onderzocht ik hun
schuren, maar van wintervoor
raad was geen sprake. Wanneer
wij zo doorgaan wordt dat van de
winter hongersnood".
Woedend keek de koning naar
zijn secretaris. ,,Wat jij," sprak hij,
,,wi! jij een wijze koning de les
lezen?" Hij riep een paar hof-
eekhoorns en gebood hun de
secretaris buiten het land te zetten.
Maar het volk hoorde spoedig
wat de secretaris verteld had. Ze
vonden het werkelijk niet dom
van hem. Glimhuid had toch ge
lijk: wanneer het winter was zou
er niets te eten zijn. Ze waren dan
ook allemaal zo verstandig om
niet alles op te eten, maar de helft
van de voorraad vast in hun win-
terschuurtje te leggen.
Alleen koning Smulgraag was
dom. Hij lachte om de eekhoorns.
Neen hij vulde nu zijn maagje
goed. Wat er van de winter zou
komen zag hij dan wel.
De zomer ging voorbij, In het bos
begonnen de blaadjes van de
bomen te vallen. Van hun veilige
schuilplaatsjes uit keken de dieren
naar de kinderen, die paddestoe
len kwamen zoeken en door de
bladeren schopten. Eindelijk kwam
de winter zelf. Het was koud in
het bos. Huiverig zat koning
Smulgraag in de sneeuw. Waar
waren toch al die denneappels,
die hij in het bos had gezien. Van
avond zou hij de hoflakeien wel
eens bij elkaar roepen. Hij had
reuze honger. Ze moesten maar
iets uit zijn voorraadschuur halen.
De lakeien vertelden de koning
dat zijn schuur leeg was. Hij had
immers niet gespaard. Ik moet en
zal te eten hebben", brulde hij.
„Jullie zullen zien wat er gebeurt.
Desnoods halen jullie de schuren
van de andere eekhoorns maar
leeg. Ik zal zelf wel meegaan. Laat
konijn Knabbel met de grootste
wagen die aan het hof is voor
rijden".
Weldra vertrok de koning met zijn
gevolg. De wagen stopte aan het
huis van de familie Pluimpjes.
Twee lakeien klauterden omhoog.
De manden hesen ze mee naar
boven. Koning Smulgraag klom
er achteraan. De familie Pluimpjes
schrok van het hoge bezoek; nog
harder schrokken ze van het bevel
van de koning. De Pluimpjes
moesten hun voorraadschuurtje
leeghalen. De koning tegenspre
ken durfden ze niet. Zo trok de
koning alle eekhoorns langs. Wel
dra heerste er grote hongersnood
in het land, behalve bij de koning.
Hij had zijn hofschuren vol en
smulde maar.
Een week ging het goed. In grote
haast hielden de eekhoorns een
vergadering. Eekhoorn Sparman
sprak: „Onze secretaris Glimhuid
is door de koning het land uitge
stuurd. Wij vonden dit goed maar
Gl imhuid zei het voor ons bestwil.
Nu lijden wij allemaal honger.
Met zijn allen zijn we heel sterk.
Va nnacht gaan we naar het paleis
van koning Smulgraag, gooien
hem het I and uit en Glimhuid
maken wij koning."
's Nachts trokken de dieren naar
het paleis. Oeiwat schrok
die koning. De eekhoorns grepen
hem en koning Smulgraag werd
het land uitgezet. Secretaris Glim
huid werd door de eekhoorns te
ruggehaald en tot koning ge
kroond.
En vanaf die dag is er alleen maar
een grote welvaart in het Eikeltjes-
bos
JOS TABBERS