t Is een
Aan de I>eurl is:
Rotterd am
No. 119
4
(Wij hopen dat de heer Perdijk, die
de gehele dag tegenover juffrouw De
Raadt zit, ook eens het slachtoffer
van deze rubriek wordt, want dan
komen wij zijn mening hierover ook
eens te horen!)
En als onze „gastvrouw" dan nog
eens verteld heeft dat zij buiten haar
werk veel leest, graag naar concerten
gaat en als het weer het enigszins
toelaat het liefst wandelt in de
mooie omgeving van Kralingen, waar
zij woont, zegt ze plotseling weer
(maar toch ook weer met een glim
lach): „Ik vind het eigenlijk niet leuk,
dat er over mij geschreven wordt."
Ons enig antwoord hierop was:
„Maar uw medemensen vinden het
wel leuk".
Onze woorden geven haar weer moed
in want bij de deur liet juffrouw De
Raadt ons uit met de woorden: „Dan
doe ik het graag".
Ziehier het resultaat.
Nauwelijks zijn we in gesprek met
mejuffrouw A. J. de Raadt, of we
merken weer hoe een groot verschil
het maakt of je een man of een
vrouw interviewt. Even voor een
rustig gesprekje in een spreekkamer
gezeten, schept een vrouw meteen de
sfeer alsof ze je thuis bij haar ont
vangt en speelt dus ook direct de
gastvrouw. Bij een glaasje pils (om
precies te zijn juffrouw De Raadt
zelf dronk SiSi) raakt men aan de
praat en de gezellige manier waarop
ons „nummer" haar verhaal vertelde,
deed ons bijna vergeten de dingen
ook op te schrijven.
Volledigheidshalve moeten wij op
merken, dat mejuffrouw De Raadt
haar levensrelaas pas na een hevig
protest begon te vertellen, omdat zij,
zoals zij het zelf zei „het helemaal
niet leuk vond om in het blad te
komen". Maar zoals u ziet is het
afgezien van het feit dat het ons
enkele minuten van onze kostbare
tijd meer heeft gekost voordat wij
haar ervan konden overtuigen dat
ze daar nu eenmaal niet onderuit
kon komen natuurlijk toch ge
lukt.
Juffrouw De Raadt kwam achten
twintig jaar geleden bij de Rotter
damse brouwerij en wel op de
fustenadministratie. Vandaar ver
huisde ze naar de correspondentie
afdeling (hoeveel tienduizenden brie
ven er door haar getypt zijn is niet
meer na te gaan!) en kwam vijf jaar
geleden op de personeelszaken bij de
heer Perdijk.
„Op deze plaats vind ik mijn werk
het prettigst, omdat ik nu bijna
iedereen leer kennen. En aangezien
ik veel belangstelling voor de mens
heid heb, maakt dat mijn werk juist
zo leuk".
Het werk van juffrouw De Raadt is
veelzijdig, merken wij: correspon
dentie met sollicitanten, administratie
van de personeelsafdeling, en ook
voor ir. Söhngen voert zij de cor
respondentie met sollicitanten die
voor opleiding voor uitzending naar
het buitenland in aanmerking willen
komen.
„En van 1 april af werk ik ook
voor het hoofd van de (C)entrale
(P)ersoneels (D)ienst, de heer Rijke-
boer".
„Eigenlijk bent u toch ook een mede
werkster van Vers van 't Vat" mer
ken wij op. Verbaasd kijkt zij op
net bezig een slokje SiSi te nemen
en vraagt glimlachend, met een beetje
achterdocht weliswaar, alsof wij haar
er tussen willen nemen, „Hoezo?"
Onze uitleg, dat wij de Rotterdamse
gegevens van het kantoorpersoneel
voor onze rubriek „personalia" van
haar doorkrijgen, wordt lachend ge
accepteerd en gerustgesteld neemt zij
weer een slokje. Dan komt onze (on
vermijdelijke) vraag aan de beurt: „Is
het volgens u ook waar dat vrouwen
liever met mannen werken dan met
vrouwen?" Met een spontaan „ja"
vleit juffrouw De Raadt onze man
nelijke eer, maar voegt er heel
diplomatiek direct aan toe: „Of de
mannen er ook zo over denken moet
u maar aan de heren zelf vragen".