Het Bossche hier door de
eeuwen heen
(ii)
10
De diverse grondstoffen, benodigd
voor het brouwen van bier lever
den ieder hun eigen moeilijkheden
op zodat de bierbrouwer in de
middeleeuwen evengoed als de
moderne brouwer vandaag veel
koopmanschap aan de dag moest
leggen om de concurrentie het
hoofd te kunnen bieden ende
verbruikers tevreden te stellen.
Water
Het is te begrijpen dat de hoe
danigheid van het voor het brou
wen gebruikte water van grote
invloed was op de smaak en
kwaliteit van het bier.
Het verkrijgen van geschikt water
was voor de brouwer vaak een
moeilijk probleem. Men was aan
gewezen op rivieren, beken of
regenwater. Het is zelfs voorge
komen dat brouwers sneeuwwater
als zeer geschikt voor de brouwerij
beschouwden en dus 's winters
vaten vol sneeuw schepten om
later het water te kunnen ge
bruiken.
Den Bosch leverde wat het water
betreft voor de brouwers niet veel
moeilijkheden op, omdat de stad,
zoals zij gesticht was bij de samen
vloeiing van de Dommel en de Aa,
water in overvloed had dat buiten
gewoon geschikt was voor het
brouwen van deugdelijk en houd
baar bier.
Hop
In de veertiende eeuw begon men
hop te gebruiken. In het Land van
Heusden en Altena was men zich
intens gaan toeleggen op het ver
bouwen van hop, zodat de Bossche
brouwers zich dicht bij huis van
de nodige hop konden voorzien.
Dit zal ook zo nu en dan wel eens
moeilijkheden hebben opgeleverd
als de hopoogst was mislukt of de
kwaliteit niet 100 was.
Interessant is wat de geschied
schrijver Jacob van Oudenhoven
mededeelt over het ontstaan van
de hopteelt in het Land van Heus
den en Altena.
„Het is eene oude traditie, dat het
Hop-teelen in Out-Heusden eerst
sijnen aanvangh genomen heeft
ende dat bij deze occasie:
Tot Oudt-Heusden op de kleyne
Westakkers wordt gheseght dat
eertijdts op zijn Duitsch Wijngaer-
den gheplant ende Wijngheteelt
wierde ende dat aen de Wijngaert-
staecken vanselfs eenighe hop op
liep ende dat dit het begin van de
Hop-teelinghe gheweest zij. Het
gebruijck van de hop en is in het
Bier-brouwen in oude tijden oock
soo gemeijn niet gheweest als het
nu wel is want voor de tijden van
Willem de IV, die Grave van Hol
land wierd anno 1337 en moght
men in Hollandt geen hop ge-
bruijcken om Bier te brouwen of
die moest ghekocht zijn van den
Grave ofte zijn rentmeesters."
Armoede
Ook slechte tijden werden door
hoptelers meegemaakt.
Het gemeentearchief van Vlijmen
(een gemeente bij 's-Hertogen-
bosch) geeft hierover enige duide
lijke aanwijzingen.
In 1713 werd door de pastoor, de
kerkmeesters en de regenten van
Vlijmen de Hop-omgang der Min
derbroeders afgeschaft.
Dit zal wel een gevolg zijn geweest
van de geringe opbrengsten die de
telers van de hop maakten, zodat
er voor liefdadige doeleinden
weinig of niets kon overschieten.
En in 1753 richt het kerkbestuur
van Vlijmen tot de Staten van
Holland een verzoekschrift ter
verkrijging van verlof de kerk te
mogen heropenen.
Toen dit werd toegestaan, met als
voorwaarde dat een flinke som
geld zou worden betaald, werd
dit geweigerd, omdat er grote
armoede in het dorp heerste.
Men deelde o.a. mede:
„Alsmede den slechten toestand
van de hopbou alwaar ons dorp
het meeste van moet bestaan en
alwaar bijnaar geen gelt van can
worde gemaakt, daar mense voor
can plucke en drooge als denzelven
is gewassen, soo dat men voor sijn
lant, daar de selve met veel arbijt
en oncoste wordt geteult geen duyt
conne proffitere."
De wisselvallige hop-oogsten zullen
wel hun invloed op de prijs ge
drukt hebben, maar de Bossche
brouwers hebben zich toch steeds
dicht bij huis van de benodigde
kwantiteiten kunnen voorzien.
Turf
De brandstof, benodigd voor de
brouwketels, bracht niet veel
moeilijkheden met zich. Immers de
Peel was op niet al te grote afstand
van Den Bosch gelegen en deze
leverde turf in overvloed.
Men onderscheidde twee soorten
nl. hoogveenturf (natte turf) en
laagveenturf (zwarte turf).
Deze laatste was veel zwaarder
en van betere kwaliteit.
Gewoonlijk had de aanvoer plaats
per schip, maar ook per wagen
werd turf ingevoerd.
Door verschillende voorschriften
waarborgde de stedelijke overheid
dat de brouwerij over deugdelijke
brandstof kon beschikken en dat
met de hoeveelheid niet geknoeid
kon worden.
Zo was bepaald dat turfschepen
aan nauwkeurig omschreven af
metingen moesten voldoen.
Twee keurmeesters werden be
noemd om de metingen te verrich
ten en de kwaliteit te beoordelen.
De verkoop geschiedde meestal
per schip.
Werd door de keurmeesters afwij
king van de scheepsmaten gecon
stateerd, dan mocht de hoogveen-
turf per getal en de laagveenturf
per ton worden verkocht.
Werd turf per wagen aangevoerd,
dan was bepaald hoe de turf op
de wagen getast moest worden.
Dat de aanvoer van de brandstof
uit de Peel van grote betekenis
was voor Den Bosch, moge blijken
uit het in 1477 aangevangen gra
ven van een vaart, ter verkrijging
van een betere verbinding met de
Peel.