,,'t Is een
nummer
r
Ditmaal weer: 's HertogenIïoscIi
IV». It 2
„Moet je nou toch eens zien. Nou
loopt-ie weer zonder jas naar buiten"
riep een zorgzaam medemens uit, toen
assistent-bedrijfsleider ir. j. M. van
Rossem (33) het kantoor uitliep en
in zijn colbertjasje, de gure maart
winden trotserend, het open terrein
van onze brouwerij overstak.
Even later zaten wij tegenover hem
voor een interviewtje en toen be
grepen vrij al spoedig, dat hij deze
out-door-training kennelijk in Wage-
ningen moest hebben opgedaan, waar
hij (met enkele jaren onderbreking in
de oorlog) van 1941 tot 1950 aan de
Landbouwhogeschool heeft gestu
deerd.
Het eerste wat de heer Van Rossem
vertelt is, dat hij al heel jong trachtte
zijn eerste stap te zetten in de brou
werswereld, door te besluiten met zijn
broer met wie hij zich altijd op
chemisch terrein begaf eens te
gaan distilleren. Toen uit de kolf,
waarin zij glucose hadden laten gisten
(op de schoorsteenmantel!), na enige
minuten koken alcoholgeuren en
dampen ontweken, wist hij daarop,
volgens hem, iets vernuftigs te vinden.
Zorgvuldig sloot hij de kolf herme
tisch af met lak. Het resultaat was
dat er weliswaar geen dampen meer
ontweken, maar even later kolf
met inhoud door de verhoogde druk
als een afgevuurde raket door de
kamer vloog.
Misschien was het deze ontdekking
van het „jet-systeem", denken wij, dat
voor de heer Van Rossem de doorslag
gaf om ten slotte toch liever land
bouwkunde te gaan studeren, en wel
Nederlandse bosbouw.
Na het beëindigen van zijn studie
kwam hij in 1950 op het departement
van landbouw, afdeling algemene
zaken van de directie.
„Daar heb ik de overheidsadmini
stratie leren kennen (ook in de
gunstige zin van het woord!) en
ook werd ik in het kader van het
Marshallplan voor een jaar naar
Amerika gestuurd."
Dan volgt in oktober 1954 zijn
intrede bij Heineken's en begint er
een periode die in onze rubriek
personalia altijd met „(in opl.)" ge
kenmerkt staat: de opleiding voor
assistent-bedrijfsleider.
Een gedeelte van de opleiding, van
mei tot november '55, vindt plaats in
Amsterdam bij de heer Münichs-
dorfer. „Dat was de leukste tijd",
zegt de heer Van Rossem en denkt
weemoedig terug aan de dagen, dat
je dan alles zelf mag doen: „kranen
opendraaien, zieden, pompen, alles
mag dan. Nu mag ik nergens meer
aankomen."
Augustus '57 gaat hij naar zijn defi
nitieve „zetel" 's-Hertogenbosch. „En
dat is een unieke gebeurtenis in de
Heineken's geschiedenis" merkt hij
daarbij op, omdat hij de eerste opge
leide assistent-bedrijfsleider is, die
niet naar het buitenland wordt uit
gezonden.
„Misschien in tegenstelling tot
anderen, maar ik voel me bevoorrecht
in Nederland te mogen blijven. Ik
ben uitgereisd." Hij en zijn vrouw
zijn zeer blij in Den Bosch te kunnen
wonen (zijn huis staat op het terrein
van de brouwerij) omdat zij geen van
beiden echte stadsmensen zijn.
Dan komt natuurlijk ook de vraag
„Vertelt u eens iets over uw werk"
en onmiddellijk staat de heer Van
Rossem klaar om van wal te steken:
„In de eerste plaats wil ik opmerken
dat er natuurlijk een enorm verschil
is tussen Rotterdam of Amsterdam en
Den Bosch, omdat dit een nog in aan
bouw zijnd bedrijf is. Vandaar dat er
bijv. ook elke vrijdag een vergade
ring is van de bedrijfsleiding en de
nieuwbouwgroep. (De „brouwers en
de bouwers" zoals wij dat plegen te
noemen.)
Dan is er nog een punt, en dat is, dat
in Amsterdam en Rotterdam de
binding tussen personeel en bedrijf
veel intenser is, doordat er natuurlijk
velen al meer dan vijfentwintig en
zelfs veertig jaren werken.
Hier in Den Bosch moeten de mensen
nog vergroeien met het bedrijf en dat
heelt tijd nodig. Zo is het ook met
de personeelsverenigingen. Van een
echt intens verenigingsleven is nog
geen sprake."
En als toevallig weer eens het woord
nieuwbouw valt, moet het de heer
Van Rossem toch van het hart, dat
het hem spijt, dat Den Bosch, doordat
het brouwhuis volgens het nieuwste
verticale bouwsysteem gebouwd is,
niet zo'n spectaculair interieur heeft,
geen echt ouderwets brouwhuis krijgt
met de altijd aantrekkelijke rond
leidingsmogelijkheden, omdat dat toch
altijd het „visitekaartje" van Amster-
7,ie verder pagina 13
6