Het Bossche bier door de eeuwen neen De eerste bewoners van ons land, de Batavieren, schijnen reeds met het gemak, waarmee de tegenwoordige huisvrouw koffie en thee zet, een brouwsel gemaakt te hebben dat in geschiedenisboeken als „bier" wordt aangeduid. Ieder zal toen wel zijn eigen „brou wer" zijn geweest en naar eigen be hoefte en smaak zijn „brouwsel" hebben gemaakt. Eeuwenlang schijnt deze eigen voorziening geduurd te hebben en pas in de middeleeuwen is hier verandering in gekomen. Nog in de veertiende eeuw voorzag een gedeelte van de Bossche burgerij in haar dagelijkse behoefte aan bier, de gewone drank van die tijd, door zelf te brouwen. Men maakte „gerstebier". Het hoofd bestanddeel was gerst, alhoewel ook andere graansoorten als rogge, weit, haver en spelt gebruikt werden. Overheid smonopol ie Als giststof werd gruit toegevoegd; een mengsel van mirtebessen en enkele andere kruiden, waardoor de fermen tatie werd bevorderd en het bier daardoor een bepaalde smaak ver kreeg. De verkoop van gruit was een over- heidsmonopolie. De hertog liet de gruit bereiden en door de gruiter in zijn gruithuis verkopen. De opbrengst moest dienen om de lasten van de hertog mede te helpen verlichten, waarmee dan tevens wordt benadrukt dat er niets nieuws is onder de zon als het er om gaat de schatkist van de overheid te spekken met het belasten van bepaalde ar tikelen. De gruit werd als giststof gebruikt tot het laatst van de veertiende eeuw, toen het brouwen van bier met behulp van hop werd uitgevonden. Geen uitvoer Door gebruik van hop werd een zwaarder soort bier verkregen dat beter houdbaar was. In plaats van de hop, evenals de gruit, tot hertoge lijk regie-artikel te verklaren, werd door de hertog een recht geheven om de derving van gruitgelden te com penseren. In 1379 werd bepaald dat de brou wers die hop gebruikten een accijns van één oud frans schild moesten betalen voor iedere 45 vaten bier. Vermoedelijk werd door het opleggen van deze accijns de produktie van gruitbier in de hand gewerkt, doch spoedig werden verschillende soorten „Al lezend ervaart men het leven wreeder, altijd anders, altijd eender." Deze variant op een dichtregel, gebeiteld in een bank in de sta tionshal te 's-Hertogenbosch, kan ik niet meer kwijt, sinds ook ik ben opgenomen als medewerker aan de produktie en distributie van bier, gebrouwen door de Heineken's Bierbrouwerij te 's-Her togenbosch. En onwillekeurig komt dan de vraag bij je op, wanneer de vroegere bewoners van Den Bosch begonnen zouden zijn met het brouwen van het heerlijke „gerste nat". Dus duik je in geschiedenisboeken en oude folianten en je komt zoveel interessants en boeiends tegen, dat de lust je bekruipt hierover ook iets aan anderen te vertellen, en wat is daar meer ge schikt voor dan ons eigen maand blad. Hieronder en ook in enkele vol gende nummers van Vers van 't Vat volgt dan ook het levensrelaas, zoals men dat zou kunnen noemen, van het Bossche bier door de eeuwen heen. hopbier in de stad ingevoerd, zoals Haarlemmer-, Hamburger-, Wismars-, Nijemichs en Delfs bier. Uitvoer van 's-Hertogenbosch bier had toen waarschijnlijk niet of slechts in zeer geringe mate plaats. Later kwam hierin geleidelijk aan verande ring, zodat in plaats van invoer een grote uitvoer plaatsvond. Ongewenste gevolgen Zonder strijd zal deze wijziging wel niet hebben plaats gehad en diverse moeilijkheden moesten daarvoor wor den opgelost. Een der grootste moei lijkheden was de toenemende concur rentie van de plattelandsbrouwerijen in de 15e eeuw, die onder gunstiger voorwaarden werkten, en waarbij de vrijstelling van accijns een voorsprong gaf op de stedelijke brouwerijen. In 1464 was Philips van Bourgondië verplicht partij te kiezen om niet alleen de brouwerijen in Den Bosch te beschermen doch ook om zijn in komsten uit de gruitgelden veilig te stellen. De hertog bepaalde nl. dat op het platteland, de heerlijkheden uitgezonderd, geen bier meer mocht worden gebrouwen dan van 9 mijten (1 mijt is 1/3 penning) de pot. De sterkte van dit bier stond gelijk met stadsbier dat 15 mijten de pot kostte. De plattelandsbrouwers handhaafden deze prijs ondanks de zeer goede graanoogsten, maar maakten hun brouwsel zo ,dick ende starck", dat het bierverbruik tot ongewenste ge volgen aanleiding gaf. Als deze onge wenste gevolgen worden vermeld: „kyvingen, gevechten, dootslagen ende andere quade saken." „Export" Dit zware bier was echter in Den Bosch zo erg in trek, dat de brouwe rijen in moeilijkheden kwamen en zelfs hun bestaan op het spel stond. Vermoedelijk zijn er in het begin der 16e eeuw vergaande maatregelen tegen de plattelandsbrouwerijen ge troffen en deze eeuw geeft dan ook een overgang naar uitvoer te zien. De stadsrekening van 16001601 geeft van 51 brouwerijen de betaalde accijns aan. Uit deze rekening blijkt dat naast het omvangrijke verbruik ter plaatse niet minder dan 5946% amen (bijna 1.000.000 liter) werd uitgevoerd. Deze uitvoer was veelal voor Brabant bestemd. Met zulk een grote uitvoer ging natuurlijk een grote fiscale admi nistratie gepaard. De rentmeesters werden bijgestaan door gedeputeer den, een boekhouder, twee schrijvers van de certificaten, drie employés op het accijnsbureau, terwijl verscheidene commiezen in de brouwerijen controle uitoefenden. Bij de uitvoer uit de stad konden de certificaten worden ingeleverd aan de Vughterpoort, de St. Janspoort, de Hinthamerpoort, de St. Antonius- poort, aan de boom (haven) en aan de hekel. (Deze twee laatste speciaal voor uitvoer per schip). Toeneming en daling Tot 1675 kon het brouwen van bier vrij worden beoefend. Pas in dat jaar werd het ambachtsgilde der bier brouwers opgericht. Niet alleen de bloeitijd van de gilden was toen reeds voorbij, doch ook de bloeitijd van de bierbrouwerijen. Enige cijfers tonen dit overduidelijk aan. In het jaar 1568 waren er in Den Bosch 22 bierbrouwerijen voor 1 1

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1958 | | pagina 13