t Is een nummer!" Aan f(c heiiri is Amsterdam 6 No. 144 Toen wij de heer J. van der Werf (33) opbelden om hem mede te delen dat hij een van de slachtoffers was ge worden van onze rubriek: ,,'t Is een nummer", was het eerste wat hij na een lange stilte uitriep: ,,'t Is niet waar!" Toen wij ons interviewtje met hem achter de rug hadden begrepen wij deze uitroep beter en konden ons voorstellen wat er in die ogenblikken van stilte door het hoofd moet heb ben gespookt van deze bescheiden man, die juist zo graag „de man achter de schermen" wil blijven in- plaats van in het daglicht van de publiciteit te worden gesteld. Toch hebben wij een verhaal „los gekregen". Tussen zijn opleiding middelbaar boekhouden en zijn Heineken loop baan lag een militaire periode, die na de school voor reserve-officieren in '47 eindigde (als vaandrig) in Indië, vanwaar hij begin '49 terugkeerde. In het voorjaar '49 kwam de heer Van cler Werf op de Documentatie- afdeling van de Buitenlandse afdeling van Heineken, bij de heren Van der Griendt en Van Nigtevegt. „Na al die jaren soldaat te zijn geweest, viel het in het begin niet altijd mee de hele dag achter een bureau te zitten", ver telt de heer Van der Werf, „en als ik een paar maal per dag ineens spoorloos zoek was, dan konden ze mij altijd vinden terwijl ik even een plantsoentje aan het omlopen was". Toen kwam het moment dat tie heer Van der Griendt in de zomer van '50 naar Indonesië ging en hem „beval" zijn plaats achter zijn bureau in te het grootste gedeelte ten dienste stelt van de N.V. Cobra de beleggings maatschappij waar de buitenlandse belangen van Heineken voor een groot deel zijn ondergebracht en dat hij een schakel is tussen de leiding van Heineken Nederland en die van de Brasserie Leopold te Brussel. Maar op de vraag wat hij nu precies doet antwoordt hij: „Het is moeilijk in een paar woorden mijn werk te omschrijven. Het is nu eens dit en dan weer dat. En een einde komt er nooit aan. Soms is het vreemd na een hele dag met miljoe nen omgegaan te zijn 's avonds een kwartje van je vrouw te moeten vragen. Maar wat het nu precies alle maal inhoudt, vraag dat maar aan de heer Van Nigtevegt." Naar aanleiding van zijn studie in de No. 46 „Het zonnetje in huis", zouden wij ongetwijfeld onze serveerster me juffrouw Tini Moes met haar twintig lentes kunnen noemen. Met een volle rollende lach wordt als het ware de komst van de koffie 's morgens al op de gangen door haar aangekondigd. Twee jaar lang brengt zij met haar collega zeker 100 kopjes koffie per ochtend rond, smeert 80 broodjes per middag en bakt voor ons de eieren. economie, waarin hij onlangs het kandidaatsexamen behaalde, vertelt hij ons dat sommige professoren hem soms liever niet in de collegebank zien zitten, omdat hij dikwijls met voorbeelden komt aanzetten waaruit vooral op fiscaal gebied het grote ver schil tussen theorie en praktijk blijkt, waarmee hij dagelijks geconfronteerd wordt. Dan komen we op de hobbies. „Het is merkwaardig, maar mijn studie gaat rechtlijnig tegen mijn hobby in, want elke vrije minuut besteed ik aan de Nederlandse taal en letterkunde." Dan vertelt hij over het zelf schilde ren van de kinderkamer van zijn vier jarig dochtertje. „Ondanks dat men vroeger altijd beweerde dat ik links handig ben, gaat het best, en als ik raad nodig heb dan ga ik altijd naar de heren Hartog en Roos, die wel iswaar soms in enkele voor mij totaal onbegrijpelijke vaktermen mij met advies bijstaan". En wanneer de negen jaren die hij bij de brouwerij is in zijn herinnering de revue zijn gepasseerd (hij vindt het ook te onbescheiden te vermelden dat hij verleden jaar met jhr. Feith mee naar Singapore was), merkt de heer Van der Werf op dat in de enkele jaren toch heel veel veranderd is, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid tot kennismaking met de brouwerij en eventuele opleiding, die toen hij be gon nog niet bestonden. „En het aantal meisjes neemt enorm toe", merkt hij met een glimlach op. „Vroeger gebeurde het zelden dat je er een. op de trap tegenkwam. Nu is het om 5 uur alsof er een kostschool leegloopt." Lees verder pagina 10 nemen totdat hij weer terug zou komen. Maar, eenmaal terug „beval" hij de heer Van der Werf: „Je waagt het niet om van die plaats af te gaan, want ik ga niet meer achter dat bureau zitten", en daarmee was zijn documcntatieperiode afgesloten. En dan komen we over zijn werk te praten. Of dat hopen wij althans, want op dat moment gaat zijn be scheidenheid een grote rol spelen, en wil hij ongemerkt naar een ander onderwerp over. Wij weten dat de heer Van der Werf zijn bekwaamheid op fiscaal en financieel gebied voor

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1958 | | pagina 8