Citaatjes
Diploma's
6
„Verzamel als kostbare paarlen de
woorden van wijze en deugd
zame mensen".
Dit is een raad van Abd el Kader,
een ouwe Arabier en waarom
zouden wij die raad niet eens een
keer opvolgen? Parelvissen is een
nobel beroep en ook een tikkeltje
vochtig en het is begrijpelijk, dat
in 't Verse Vat ook de wijsheid
een beetje de natte kant van de
weg moet houden. „Een gezonde
ziel kan niet leven in een droog
lichaam" verkondigde Rabelais
trouwens al en als er iemand was,
die het weten kon, dan was hij
het wel, die in zijn Gargantua een
monument schiep van levens
vreugde en hapgraagheid.
Hij werd 63 jaar, hetgeen in de
zestiende eeuw een hele leeftijd
was. Een statistiek over de bevol
kingssamenstelling is uit die tijd
niet bekend, maar wel heeft Rabe
lais vastgesteld, dat er in ieder
geval „meer oude zuipers waren
dan oude artsen".
De waarde van het leven zit 'm
trouwens niet in de lengte. „Zo
lang wij leven, laat ons ook wer
kelijk leven" vermaant al een
oud Romeins grafschrift en de
Duitser Hillmann waarschuwt ons,
dat er „ook voor de reis door
het leven slaapwagens zijn".
Maar reeds in de Bijbel staat
immers „De mens zal bij brood
alleen niet leven" en zo komen
we weer op de goede en ge
noeglijke kanten van ons bestaan
terecht.
„Bacchus heeft de sleutels van
alle andere genoegens" (Chia-
brera) en daarom zingen wij van
ganser harte mee in het door de
grote Lessing aangeheven koor:
„Of ik morgen nog zal leven,
weet ik niet, maar wèl weet ik, dat
ik, als ik morgen nog leef, een
stevig glas zal drinken".
Lessing wist er trouwens toch wel
raad mee. Wat dacht u van deze:
„Te veel kan men wel drinken,
maar nooit drinkt men genoeg."
Die Duitse dichters en filosofen
kunnen het toch wel aardig ver
tellen. U weet misschien niet eens
wie Bodenstedt was (ik wist het
trouwens zelf ook niet voordat ik
het in mijn boekje had opgezocht)
maar Engel tweede klas kan hij
in de litteraire hemel alleen al
worden voor deze woorden: „Laat
alle vrome dwazen in nuchterheid
verzinken; geen druppel gaat ver
loren van dat, wat wijzen drinken".
Maar een litteraire parelvisser
grijpt er, al duikend, ook weieens
naast of hij haalt een vies spreukje
op als dit: „Eerst neemt de man
een borrel, dan neemt de borrel
een borrel en daarna neemt de
borrel de man". Het moet een
Japans spreekwoord zijn en ik had
dus wel gelijk dat ik die gele
kereltjes nooit heb vertrouwd.
Ofschoon onze bloedeigen Vader
Cats me ook erg tegenvalt: ,,'t Is
meer als eselswerck te drincken
sonder dorst/ Nogh vinnigh slaen,
nogh harden dwanck/ en brenght
den esel tot den dranck". En het
spreekwoord van de wijn in de
man en de wijsheid in de kan is
ook van hem, zodat hij toch wel
eerder medewerker van de blauwe
vaan kon zijn dan van Vers van
't Vat. Ik kan mij voorstellen, dat
dit voor vele goede vaderlanders
een ernstige teleurstelling betekent.
In december '57 werd het diploma
steno Nederlands behaald door mej.
De Raay (afd. secretariaat) en mej.
L. D. C. Verbeek (afd. hoofdboekhou
ding) te Amsterdam.
Voor het examen le gedeelte S.P.D.
is geslaagd de heer A. W. J. Mulder
(afd. hoofdboekhouding)
In 's-Hertogenbosch behaalde mej. T.
van Ameyden, kantoorbediende, het
vaardigheidsdiploma machineschrij-
ven.
Mej. A. Jongkind, afd. Buitenland,
in Rotterdam, is geslaagd voor steno
Engels.
Voor Engelse handelscorrespondentie
is geslaagd de heer N. A. Hollestein,
afdeling Inkoop van Rotterdam.
Gelukkig hebben we Anton van
Duinkerken nog. „Zie toe, dat
gij niet uit de beker morst; onze
eerste en laatste zucht is dorst."
Dit kunt u lezen in „Hart van
Brabant" en in 't bijzonder bij
het tiental gedichten, dat hij daar
onder de toepasselijke titel „Ver
gunning" bij elkaar brengt. .wie
zal in de weg gaan staan, wan
neer wij zonder dralen getrouw
naar kerk en herberg gaan?"
Dat is tenminste Brabantse man
nentaal en sluit mooi aan op de
grote negentiende-eeuwer Samuel
Johnson, wiens leven en beleve
nissen Boswell tot zulke dikke boe
ken aanleiding gaven, 't Is ook de
moeite waard: „Het mensdom
heeft niets uitgevonden, waardoor
zoveel geluk wordt voortgebracht
als door een goede kroeg." En
elders: „Zodra ik een kroeg bin
nenkom, voel ik mij ontheven van
alle zorgen en beslommeringen."
En het allermooiste: „Een stoel in
een kroeg is de troon van het
menselijk geluk."
Nu hoor ik u al klagen bij de
directie, dat dit toch een sof-stuk-
kie is: geeneen echte Griek, geen
een ouwe Romein erbij! Nou,
vooruit, een rondje Horatius, met
wie wij het roerend eens zijn,
wanneer hij zegt: „Onmogelijk
kunnen op den duur gedichten
bevallen en leven, die door water
drinkers zijn geschreven".
Maar „Wie maken volle bekers
niet welsprekend?" En hoe! „De
waarheidlievende Bacchus legt het
omhulde hart bloot." Daarbij moe
ten we natuurlijk wel oppassen,
dat er geen ruzie komt, want,
aldus Publilius Syrus, „Wie met
een dronken man twist, beledigt
een afwezige",
We kunnen deze dorstige ver
zameling beslist niet besluiten,
zonder Euripides aan te halen:
„Wie geen plezier heeft in 't
drinken, is een dwaas".
En nu hoop ik maar, dat u bij
deze citaatjes er misschien een
paar zult vinden, die geschikt zijn
boven uw bed of boven uw buffet
te hangen. Maar „zijn schenen en
zijn hoop moet de mens niet te
ver uitstrekken" om met Epictetus
te eindigen
vdz