ZWAARGEWICHTEN
6
Als men zich afvraagt of de wereld erop vooruitgaat moet men
het er eerst over eens zijn wat als vooruitgang kan worden
beschouwd. Indien als maatstaf de gemiddelde levensduur van
de mens wordt genomen en het blijkt dat in nog geen eeuw
tijds deze in ons land ongeveer verdubbeld is, dan is er vooruit
gang. Als men in aanmerking neemt dat in nog geen halve
eeuw de tuberculose van volksziekte, waarvan de naam alleen
maar angstig fluisterend werd uitgesproken, is geworden tot
een ziekte die nog slechts één procent van de doodsoorzaken
inneemt, mag van vooruitgang worden gesproken. Vooruitgang,
die behalve door de vorderingen van de medische wetenschap
vooral ook is veroorzaakt door verbeterde sociaal-economische
omstandigheden.
Het is niet toevallig dat mensen die een aanzienlijk te laag
lichaamsgewicht hebben een twee tot drie keer grotere kans
hebben aan tuberculose te sterven dan mensen met een normaal
lichaamsgewicht. Wij staan in ons land wel heel veilig aan de
goede kant van de streep, die de wereld verdeelt in honger
lijders (tweederde van de wereldbevolking) en mensen die hun
buik rond kunnen eten. We staan zover aan de goede kant, dat
ons een ander gevaar dreigt, dat van de overvoeding. Het is
namelijk bekend, dat mensen met een aanzienlijk te hoog
lichaamsgewicht een grotere sterftekans tengevolge van bepaalde
ziekten hebben dan mensen met een normaal lichaamsgewicht.
Dat geldt voor hart- en vaatziekten, nierziekten, hersenbloedin
gen, suikerziekte en zelfs voor ongevallen. De te verwachten
levensduur van mensen boven de veertig jaar, die belangrijk
te zwaar zijn, is dan ook geringer dan die van hun leeftijdgenoten
met een normaal lichaamsgewicht. Bovendien treft men bij deze
zwaargewichten meer ziekten aan, zoals galstenen, bepaalde
hart- en vaatziekten, suikerziekte en bepaalde gewrichtsaan
doeningen.
Een ander groot bezwaar van vetzucht is dat de mensen trager
worden en kortademig. Zij krijgen daardoor de neiging zich zo
min mogelijk te bewegen omdat dat hen snel vermoeit. En dat
is geen wonder want zij torsen het overtollige vet de gehele dag
als een dode last met zich mee. Het is dan ook een openbaring
voor mensen, die met succes een vermageringskuur doen, dat
ze zich zoveel fitter voelen, ook zelfs wanneer ze voordien geen
klachten hadden. Het lichaam past zich nu eenmaal vrij ge
makkelijk aan bepaalde ongemakken aan en op den duur weten
we niet beter of het hoort zo.
Bij uitgebreide onderzoekingen, ook onder fabrieksarbeiders,
is gebleken dat de gemiddelde Nederlander teveel eet. Dat
begint al jong. Wij houden van dikke kinderen. Dat is jammer
want het staat vast, dat zware kinderen een geringere levens
kans hebben dan wat magere kinderen, die wel voedsel van
goede kwaliteit krijgen, maar die niet worden overvoerd.
De oorzaak voor een te hoog lichaamsgewicht is het gebruiken
van meer voedsel dan nodig is voor de instandhouding en
taakvervulling van het lichaam. Er komt meer in dan gebruikt
wordt en dat meerdere hoopt zich als vet op in de vetdepots.
Dikke mensen verkeren vaak in de vaste veronderstelling, dat
ze weinig eten en dat ze van niets" dik worden. Nu zijn weinig
en veel betrekkelijke begrippen. De hoeveelheid die de mens
nodig heeft is afhankelijk van het werk dat hij doet. Een boot
werker en een expeditieknecht moeten meer eten dan een
kantoorbediende en een bestuurder van een vorktruck. Wat voor
de een weinig is, is voor de ander veel te veel. Als de vrouw
van een bootwerker evenveel eet als haar man, wordt ze modder
vet. Vaak is de hoeveelheid, die teveel wordt gegeten maar zeer
gering. Iemand die elke dag één boterham meer eet dan hij
nodig heeft, neemt in een jaar tijds 7 kg in gewicht toe. Eén
slagroomtaartje in de week betekent in een jaar een gewichts
toename van 5 pond.
Vermageren is moeilijk, vooral in het begin. Men is nu eenmaal
gewend aan een bepaald soort voedsel en aan een bepaalde
hoeveelheid en het valt niet mee anders en minder te eten.
Grote veranderingen in de samenstelling van het voedsel zijn
vaak niet nodig. De belangrijkste wijziging die moet worden