Installatierede ondernemingsraden
4
Te Rotterdam werden ge
kozen (het aantal dienstjaren
is tussen haakjes vermeld)
zittend v.l.n.r.: J. Nobel (8);
J. P. Dahlhaus (18); H.
Hein (31); jhr. P. R. Feith
voorzitter)WKort (19)
ir. A. A. M. Bartels (8); J.
Oosterbroek (adj. secreta
ris); staande v.l.n.rA. P.
Weeda (4); J. L. A. Zom
(34) WK. Hnizer 9) H.
Smael (26); M. Visser (9);
A. Lakerveld (43); C. Mo-
lijn als plaatsvervanger van
de zieke WC. Noorthoven,
die 42 dienstjaren heeft)C.
de Roos (16).
Uitgesproken door de voorzitter Jhr. P. R. FEITH
Mijne Heren,
Het is mij een groot genoegen 11 allen hier welkom te heten.
In het bijzonder richt ik mij hierbij tot u, heren bestuursleden
van de vakbondsorganisaties, dat gij door uw aanwezigheid
blijk heeft willen geven van uw belangstelling voor de instal
latie van onze ondernemingsraad.
En u, die aanstonds als leden van de ondernemingsraad ge
ïnstalleerd zult worden, u mag ik tevens van harte geluk
wensen met uw verkiezing.
Zoals u bekend is uit de nieuwjaarsrede welke gepubliceerd
weid in „Vers van 't vat", is de directie er van overtuigd dat
de ondernemingsraad een zeer waardevolle taak kan vervullen.
In de eerste plaats, omdat, in de vergaderingen van de Raad,
de directie meer van nabij kan beluisteren wat er onder het
personeel leeft. Door de expansie welke wij in de na-oorlogse
jaren hebben meegemaakt, zijn ook de werkzaamheden van de
directie sterk toegenomen, met gevolg dat het rechtstreeks
contact, zoals de ouderen dat nog gekend hebben, nood
gedwongen geringer is geworden. Dat dit contact door de
instelling van de ondernemingsraad, zij het in een andere
vorm, wordt hersteld, acht de directie een belangrijk winst
punt. In de tweede plaats is het verheugend dat in de Raad
alle geledingen van liet bedrijf elkaar ontmoeten. Naar mijn
mening kan ook hieruit slechts winst voortspruiten. Wij mogen
immers verwachten dat de vergaderingen van onze Raad zullen
bijdragen tot een beter begrip voor de vraagstukken welke nu
eens voor deze, dan weer voor een andere groep van het
personeel van bijzonder belang zijn.
Zo zien wij dus dat de instelling van de ondernemingsraad zo
wel door de directie als voor het personeel een belangrijke
gebeurtenis kan zijn. Ik zeg opzettelijk kan zijn, want of
het ook zo zal zijn, hangt in belangrijke mate ook van u af.
Om onze ondernemingsraad aan zijn doel te laten beant
woorden, is volkomen openhartigheid in de discussies vereist.
U kunt daarbij rekenen op de waardering van de directie voor
een eerlijke overtuiging, ook dan wanneer zij de voorgedragen
zienswijze niet deelt. Schroomt dus niet om voor uw mening
uit te komen, maar bedenkt aan de andere kant wél dat onze
Raad niet mag degraderen tot een college, dat zich bezig
houdt met allerhande klachten, die op de gebruikelijke wijze,
langs de hiërarchieke weg kunnen en moeten worden be
handeld.
Alleen dan wanneer het kwesties van meer algemene aard zijn,
is onze Raad het forum, waarvoor zij behandeld dienen te
worden.
Bedenkt steeds dat gij deel uitmaakt van de ondernemings
raad, hetgeen een ruimere betekenis heeft dan personeelsraad.
De besluiten welke door de Raad worden genomen, moeten
in het belang van de onderneming zijn. Aangezien de brou
werij ten zeerste gediend is met een goede stemming onder
het personeel, zullen gewoonlijk het belang van de onder
neming en dat van haar werknemers hand in hand gaan.
Eigenlijk is het niet juist om hier de veronderstelling te wek
ken, dat de onderneming en haar werknemers twee begrippen
zijn, die naast of zelfs tegenover elkaar staan. Wanneer wij
over ,,de brouwerij" spreken, dan denken wij toch ook niet aan
een levenloos iets, neen, dan zien wij in gedachten het brouw
huis, waar de bierzieder bezig is, of wij voelen de tinteling in
onze neus die een bezoek aan de gistkelder geeft, wij zien
wagens af en aan rijden, of wij denken aan conferenties of
aan de post die wij 's ochtends hebben ontvangen. Altijd is
het iets levends, zijn het de mensen waar wij mee samen
werken, is het het produkt dat mensenhanden hebben ge
schapen, dat voor ons „de brouwerij" betekent; de onderne
ming, waar wij een onverbrekelijk deel van uitmaken en waar
wij ons bestaan in vinden. Waarvan wij zijn gaan houden en
waarmede wij vergroeid zijn. De onderneming, dat conglo-