hepinneRinqen aan ijsLanö t-^ezer dagen kregen wij bezoek van de heer P. Melsted, een lid van de grote „Heineken's familie" uit een land, waar van men, op de naam afgaande, niet zou verwachten dat er veel bier gedronken wordt, nl. IJSLAND. Vergist u zich echter niet, tienduizenden kartons gaan jaar lijks naar dit grote, weinig bekende eiland, dat niet, zoals men vaak denkt, bestaat uit louter ijs en sneeuw, maar dat hoe wel het op de poolcirkel ligt een vrij zacht klimaat heeft. In de hoofdstad Reykjavik valt, dank zij de koesterende in vloed van de Golfstroom, jaarlijks gemiddeld minder sneeuw dan in Nederland en het kwik daalt, zeker aan de zuidkant van het eiland, nimmer zó laag als dit in de achter ons liggende winterperiode hier het geval is geweest. De heer Melsted vond dan ook, dat wij maar in een bar koud land wonen en hij zal, wat het klimaat betreft, blij zijn als hij straks weer terug is in het „zoele" noorden, al ziet hij daar op het ogenblik maar enkele uren per dag de zon. De lange poolnachten verhinderen overigens de oudste fir mant van ons IJslands agentschap Helgason Melsted (Reyk javik) Ltd. niet, Heineken's bier in respectabele hoeveelheden te „importeren". (Zelfs in januari werden weer 4500 kartons naar IJsland verschept.) Importeren mogen wij het eigenlijk niet noemen, omdat de import van bier voor de IJslanders zelf door het IJslandse Staatsmonopolie verboden is. Men heeft een lokaal brouwerijtje, dat genoeg bier produceert voor de bevolking van circa 150.000 zielen en men vindt het maar een overdreven luxe om ander, bijvoorbeeld Heineken's bier, te importeren. Al het Heineken, dat naar Reykjavik wordt verscheept, is bestemd voor de gigantische, dicht bij de hoofdstad gelegen, Amerikaanse militaire luchtbasis Keflavik (spreek uit: Tsjep- lawiek). Maar daar viert Heineken clan ook „hoogtij". Geholpen door de grote bekendheid, die ons produkt als luxe bier in Amerika geniet, hebben Pali Melsted en zijn jongere aImvisserij is de IJslandse sport bij uitstek. De talloze glasheldere riviertjes met 'in stroomversnellingen zouden menige Hollandse hengelaar doen watertanden. Pali Melsted, de agent van Heineken in IJsland. collega Einar Farestveit, die beiden bij de Amerikaanse vlie gers zeer populair zijn, kans gezien Heineken de eerste plaats te bezorgen onder de Europese biermerken, die op de Basis verkocht worden. En als u Keflavik Airport eens gezien zoudt hebben, dan zoudt u zich kunnen voorstellen dat de yan kees daar goede bierklanten moeten zijn. Want zo charmant en gastvrij als de IJslanders zelf zijn, zo monotoon, onvrien delijk en onherbergzaam is hun land. Indrukwekkend in zijn grille schoonheid, ligt het in de einde loze oceaan, die het omspoelt. Soms spuit de branding wild op tegen de naakte lavarotsen, dan weer ligt de zee stil en machtig, het ganse eiland omsluitend als een stille, altijd en alom aanwezige cipier, die de vulkanische rotspartij scheidt van de rest van de wereld. De „oudere" Amerikaanse luchtmachtmannen zoudt u met wat verholen trots horen vertellen dat Keflavik niet alleen de grootste vliegbasis „in the world" is, maar ook, dat de „sui- cide-rate", een technische term voor het aantal zelfmoord gevallen per hoofd van de militaire bevolking, tevens het hoogste is van alle Amerikaanse posten in het buitenland. Dat zou u trouwens niet verwonderen: Geen boompje, geen struikje, geen grasje breekt de eentonigheid van het lava schiereiland, waarop de luchtbasis is gebouwd. Of gebouwd kunnen wij het eigenlijk nauwelijks noemen. Lange startbanen lopen kris-kras tussen de rotsen door en daaromheen staan in het centrum van het spinneweb de halfronde, platte, ijzeren hutten, waarin de vliegtuigbemanningen wonen, en ook de gehele grondstaf. Eén van de weinige gebouwen, die uit steen zijn opgetrokken, is een groot, allesbehalve luxueus hotel, dat als ontvangstcentrum dienst doet voor de doortrekkende mili taire reizigers. Hier en daar staat nog een stafbureau of een clubgebouw, maar daarmee hebben wij Keflavik dan ook wel gezien. In deze omgeving woont en leeft een contingent luchtmacht troepen, waarop onze Nederlandse K.L. jaloers zou mogen zijn, althans kwantitatief. Bovendien woont er een aantrekke lijk aantal (keert u dit om als u wilt) IJslandse jongedames, dat er werkt als verpleegster, secretaresse, typiste, serveuse, of wat dies meer zij. Een „aantal" waarop ons hele leger jaloers zou zijn, ditmaal echter niet in de eerste plaats kwantitatief. De moeilijkheid nu is zeker ook voor de luchtmachtautori teiten ter plaatse dat de sterkte van deze laatste groep zich verhoudt tot die van de Amerikaanse heren als ongeveer 1 30. Dit betekent dus, behalve (af en toe) wat onenigheid, dat 29 van de 30 yanks, willen zij niet in de bovenvermelde sombere statistiek worden opgenomen, zich op andere wijze moeten vermaken. En hier komt o.a. onze brouwerij dan weer aan te pas. Het zijn overigens niet alleen de Amerikaanse militaire autori teiten, die van de bestaande situatie moeilijkheden ondervin den. Ook de IJslandse regering breekt zich het hoofd over de afdeling „Ontwikkeling en Ontspanning" op Keflavik. Dat het verloop van het vrouwelijk personeel op de luchtbasis nogal groot is, zal u niet verwonderen. Wat u zich misschien wèl zult afvragen is, waarom de IJslandse regering zich hier over zorgen zou moeten maken. Immers, de IJslanders hebben

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1956 | | pagina 10