De eerste paal in Den Bosch 4 De eerste paal voor ons bedrijf te 's-Hertogenbosch wordt „geslagen" door onze directeur Jhr. P. R. Feith (links), bifgestaan door mr. II. J. M. Loeff, burgemeester van 's-Hertogenbosch. 20 December 1955 zal geboekstaafd worden als een mijlpaal in de geschiedenis van ons bedrijf; op die dag ging nl. te 's-Hertogenbosch in aanwezigheid van vele prominente gasten de eerste paal de grond in voor het aldaar te vestigen „bierver werkingsbedrijf". Met de term „bierverwerkingsbedrijf" willen we aangeven dat hier geen brouwerij gebouwd wordt, het brouwen geschiedt te Rotterdam en Amsterdam en het aldaar gebrouwen jonge bier wordt in dit nieuwe bedrijf verwerkt. Daartoe worden in Den Bosch op het 4.8 ha grote terrein gebouwd: Een legkelder, een tapkelder met fustenboenplaats, een bot telarij met opslagmagazijnen voor volle en lege emballage, diverse verzorgingsafdelingen als: ketelhuis, machinekamer, werkplaats, garage, personeelsgebouw, waarin was- en kleed- gelegenheid en een cantine, benevens een kantoorgebouw waar in een ontvangstruimte voor grote gezelschappen. Verder worden er nog vier bedrijfswoningen gebouwd. Nadat jhr. Feith op de 20e December in de ijskoude loods welke op het bouwterrein staat in een interessante toespraak het hoe en waarom van dit bedrijf uit de doeken had gedaan, liet bur gemeester Loeff van Den Bosch in een antwoordtoespraak duidelijk blijken hoe verheugd de gemeente is wederom een brouwerijbedrijf in de stad te krijgen. Niet alleen wordt hier mede de industrialisatie van Den Bosch weer een stap in de goede richting gebracht, maar bovenal is Den Bosch verheugd na lange tijd weer een bierbedrijf binnen de gemeente te mogen hebben. Het „hartelijk welkom" klonk zo gemeend en oprecht dat dit grote verwachtingen voor de goede samenwer king met alle Bosschenaren opriep. Nadat de burgemeester samen met jhr. Feith de eerste paal, die geschilderd was in de Bossche kleuren, in de grond had gedreven werd het tijd om oorden op te zoeken waar op pret tige wijze de koude uit de ledematen verdreven kon worden. Onder de aanwezigen merkten we onder meer op mr. B. ter Haar, ir. J. A. Emmens en de heer A. H. Heineken. Voor hen die verzot zijn op cijfers laten we er hier enkele volgen In de legkelder zullen 172 bierlagertanks met een totale inhoud van 60.000 hl en 16 druktanks ten behoeve van de bottelarij met een inhoud van ruim 5.000 hl geplaatst worden. Een tankinhoud dus van 65.000 hl, d.w.z. dat wij 26 millioen glaasjes bier in deze tankruimte kunnen bergen. In de tapkelder kan men per uur 150 hl bier in fusten tappen of wel 60.000 glaasjes bier per uur. Er zal alleen met roestvrij stalen vaten gewerkt worden, waarvoor we een fustenpark van ong. 25.000 stalen vaten nodig zullen hebben. In de bottelarij zullen twee flessencolonnes worden op gesteld, die ieder een capaciteit van 18.000 flessen van 30 cl per uur hebben. Deze 36.000 flessen, in één uur gevuld, zullen achter elkaar opgesteld een rij vormen van 2.2 km lengte. 'Levens wordt er een colonne opge steld voor blikbier (speciaal voor export) met een max. capaciteit van 21.000 blikken per uur. Het uit- en inpakken van de flessen uit de kisten zal volledig automatisch geschieden. In ieder der magazijnen kunnen 120.000 kisten worden opgeslagen. Door tevens, tijdens voor- raadvorming, gebruik te maken van een deel van het leeg magazijn voor volle kisten, kan een voorraad gevormd worden van ong. 150.000 kisten, d.w.z. van 3,6 millioen flessen, achter elkaar gezet een afstand van meer dan 250 km. Een imposant bedrijf, dat volgens de plannen in de loop van 1957 gereed zal komen. ■ft ySy V' Assistenten van het Rotterdamse laboratorium «ft drinken op een voorspoedig 1056

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1956 | | pagina 4