r
Jaarfeest H. P. U. Amsterdam
V
LAAT IE SNOR ZIJN
14
Zaterdag 14 Januari jl. werd het tradi
tionele jaarfeest van de H.P.U. in de
zalen van Bellevue gehouden.
Het aantal feestgangers was overwel
digend, voor het eerst waren meer
dan 1000 personeelsleden en intro-
ducé's bijeen, een aantal, dat zoals
voorzitter Stap in zijn openingswoord
zei, nauwelijks voor mogelijk gehou
den was. Na het hartelijke begroe
tingswoord van de voorzitter nam
onze directeur, de heer Honig het
woord, die de enige jubilaris van dit
jaar, de heer P. van Liempt in een
joviale toespraak huldigde en hem
en zijn echtgenote gelukwenste met
zijn 25-jarig jubileum.
Daarna was het woord aan Wint Son-
neveld en zijn gezelschap, die de zaal
enige kostelijke uren bezorgde met
hun programma „Huis, Tuin en keu
ken".
Na ontruiming van de zaal kon het
feest pas goed beginnen, de dansvloer
werd druk bezocht en jong en oud
beoefende de edele danskunst, een
ieder op zijn eigen wijze. Van de
oudere dansen af tot aan de moderne
„swing" toe. Ook voor consump
ties was goed zorggedragen. Het
meest getapte bier gleed door de
dorstige kelen en wij moesten consta
teren dat bij onderlinge ruiling de
J'
In het plaatsje Maalov in Denemar
ken leeft een ponygenaamd Tulle
die met zijn 58 jaren vermoedelijk
het oudste paard ter wereld is.
Twee en dertig jaar lang diende Tulle
als trekpaard voor de melkivagen de
gemeenschap. Thans is hij met pen
sioen. Voor zijn baas, de acht-en-
tachtig-jarige Andreas Jensen, is het
helemaal geen probleem, dat Tulle
zon uitzonderlijk hoge leeftijd heeft
bereikt. Hij zegt: „Een paard heeft
om oud te worden niet meer nodig
dan elke dag één flinke fles bier!"
Het oude paard geniet nog dagelijks
van zn slokje en we moeten Andreas
Jensen dus wel geloven.
bonnen voor bier het meest in trek
waren. Het feest duurde tot vroeg in
de morgen.
Tot slot willen wij een woord van
dank richten tot de bestuursleden
van de H.P.U., die deze avond zo
uitstekend georganiseerd hebben.
Heren, heeft u al eens een snor ge
Ik kan u verzekeren dat het zeer interes
sant is.
Ten eerste merkt men hoe vele mensen
slecht van gezicht zijn, want het eerste
wat zij vragen is: „Verroest, laat jij je
snor staan?" Nou is dat helemaal een
gekke vraag, omdat een snor niet staat
maar hangt, nl. aan de bovenlip.
Ten tweede begint men te vertellen hoe
die snor je staat. Of je er knapper of
lelijker, jonger of ouder mee geworden
bent. Ook al zo'n gek gezegde. Men
vraagt hun oordeel toch niet.
Ten derde beginnen de heren te com
manderen dat je die snor af moet sche
ren. „Dat is toch niets voor jou." Ik heb
zo het idee dat zij een beetje jaloers
zijn. Zij zouden het zelf zo graag eens
proberen, doch hebben het lef er niet
voor.
De dames vertellen je dan, dat zij nooit
een man met een snor zouden willen:
„Het prikt zo". (Hoe weten zij dat?).
Als je ze dan vertelt, dat juist dat prik
ken de kus zo pikant maakt, zie je in
hun ogen de hunkering om het te pro
beren. Maar ze kunnen het natuurlijk
niet vragen.
Dan heb je mensen die beginnen te
schimpen. „De snorren worden doorge
draaid" zeggen ze dan, alsof je een snor
op een veiling kan kopen. Nee hoor, die
moet je heel zorgvuldig kweken. En het
onderhoud eist heel wat zorgen. En ten
slotte waar bemoeien zij zich mee? Is
het mijn snor of de hunne? Ik vraag
toch ook niet waarom zij de scheiding
van hun hoofdhaar opzij hebben en
waarom niet in het midden? Maar waar
zij geen erg in hebben is, dat je met
een snor tweemaal zoveel plezier van je
glas bier hebt. Wanneer je een slok ge
nomen hebt en weggeslikt, leg je de
tong over de snor en zuigt dat „vlok
kige schuim" van de snor naar binnen
en geniet ten tweeden male. Laat ie snor
zijn.
M. HOOGENBOOM
„Met meneer Schouten zelf? Neemt u me niet kwalijk, meneer, maar mag ik iets
later op kantoor komen? Mijn vrouw ligt ziek in bed."
Overgenomen uit „Amerika lacht", 150 getekende grapjes (uitgeverij de Kern, Amsterdam).