^ÏOanneer je verre reizen maakt
9
Dan kun je veel vertellen.
Maar dat betekent niet, dat je het ook leesbaar opschrijven
kunt. Ik heb de grootste bewondering voor degenen, die
van die gezellige, boeiende reisverhalen kunnen schrijven. Hoe
wel ik nu al vele boeiende reizen heb gemaakt om de stroom
van ons exportbier nog beter te doen vloeien, valt het me toch
niet makkelijk om er nu eens een heerlijk sappig verhaal over te
schrijven. Maar de redactie van ons blad heeft me met zoveel
vriendelijkheid en bemoedigende overredingskracht gevraagd,
dat ik nu (natuurlijk met een inspirerend glaasje bier bij de
hand) U wat ga vertellen. Nu moet U niet denken, dat het
altijd even leuk of geweldig is! Soms. nee. Luistert U maar
eens naar het volgende: Het is avond en de nacht, die al om
zes uur begon heeft nauwelijks enige verkoeling gebracht. We
zitten samen te rekenen; onze
vertegenwoordiger en ik. Er
klopt niets van, er moét een
rekenfout in zitten. Met zoveel
reclame van dit en van dat, kan
dat nooit zóveel kosten! Ik zie,
dat het al half twaalf is, pff.
Nog eens overnieuw uitreke
nen. Ik licht mijn hand op en
.weg waait mijn prijskladje.
Ja, in de tropen draait altijd
zo'n grote ventilator rond bo
ven je hoofd. Heerlijk, noodza
kelijk maar lastig, alles waait
altijd weg, tenminste van de
nieuwelingen. De echte tropen-
knapen weten dat allang en zijn
er ongelooflijk handig mee. Als
ik het weer te pakken heb,
vraagt mijn vriend of ik nog
een fles met hem deel. Graag
natuurlijk. „Sunday, Sunday,
one big beer!" De negerboy, die
zijn vreemde naam van Sunday
(Zondag) uit de slaventijd over
gehouden heeft, komt op zijn
blote en onwaarschijnlijk
grote voeten aangeslopen met
één van die millioenen flessen
die wij met zoveel zorg en
moeite produceren. Heerlijk
koel parelt het in het glas. Ik
grijp er gretig naar enweg
is mijn kladje, maar nu is Sun
day er. Hij lacht vriendelijk en
brengt het terug in mijn klam
me vingers. Wij cijferen verder Giraffen
en oh, wonder, we krijgen bei
den dezelfde aannemelijke uitkomst. Dat is dus nu wel goed
en zo komt het in het reisrapport.
Het is dan half één en ik word als een vorst naar mijn hotel
gereden, dat echter potdicht is. Voor de stoep ligt iets op de
grond en dat blijkt de slapende nachtwacht te zijn. „Nacht
portier" heet dat in Holland. Hier in donker Afrika is het een
zwarte neger in de restanten van een pakdeken gekleed en met
een stok in de hand. Met die stok slaat hij elk half uur op een
leeg benzineblik, om te laten horen, dat hij niet slaapt. Zo
maakt hij de nieuwe gasten wakker om hen te vertellen, dat
hij waakt en dat zij dus „rustig slapen" kunnen. Dat doe je
dan ook, zodra je er aan gewend bent. Maar tegen die tijd ver
trek ik meestal naar het volgende oord.
Welnu, ik vertel aan die „nachtportier", dat ik mijn sleutel
no. 42 wil hebben. „Oelo, oeloe, aja, masterr", zegt hij nadruk
kelijk verveeld en doet niets. Begrijpt U het?, ik niet en dus
herhaal ik duidelijk: „I want key 42!" „Hoehoe, aloe, aloe!"
Ja, ja, allée, allée en een beetje gauw alstjeblieft want ik val
om van de slaap. Maar hij ziet niet in, dat ik hem niet snap
en doet alsof dit het einde van ons nachtelijk onderhoud is. Ik
dring dus nogmaals met nadruk aan op die vermaledijde sleutel
en nu wijst hij op de dichte voordeur. Ten einde raad ga ik
naar die deur en bemerk, dat hij wel op slot is, maar dat de
sleutel in het slot zit. Die draai ik om ende deur is open.
Dat is tenminste iets. Vol goede moed stap ik de stikdonkere
hal in, op zoek naar dat lichtknopje. Ram, Bam, Au, Rinkel
de kinkel! Dat is mijn rechter scheenbeen en nog iets, dat is
wel duidelijk! Maar na een kwartier heb ik de sleutel en
nog een kwartier later lig ik onder mijn klamboe. De schade
is tenminste één asbak (van de
concurrentie) en vele gewekte
gasten -f- een ontvelling aan
mijn dierbare scheen. Maar nu
zal ik slapen! Slapen en niet
meer denken aan bier, zelfs niet
aan het meest getapte.
Ik zal niet verder vertellen hoe
de volgende morgen om 7 uur
het bad niet volloopt, omdat
mijn buurman(nen) de kraan
ook open hebben gezet en ik dus
wachten moet totdat de druk
weer hoog genoeg is om tot in
mijn badkamer door te dringen.
Dat ik daardoor laat ben en mij
dus haast en dat daardoor mijn
shirt al ontoonbaar is voor ik
goed en wel op straat sta. Nee,
want ik wed, dat U toch geen
medelijden met mij zoudt heb
ben. Welnu, dat is dan ook wer
kelijk niet nodig want al is het
reizen in de tropen zwaar en al
lijkt het soms meer op een han
dicaprace dan op een zakenreis,
je beleeft zóveel evenementen,
die de moeite waard zijn, dat de
hindernissen gauw zijn vergeten.
In de Indische Oceaan voor de
kust van Tanganyika ligt het
eiland Zanzibar. Het wordt on
der de bescherming van de
Engelsen geregeerd door een
sultan en de bevolking is welva
rend. Het is er prachtig door de
in Kenya vruchtbaarheid en wanneer je
na de landing uit het vliegtuig
stapt, dan ruik je kruidnagelen. Er komt namelijk vrijwel niets
anders vandaan dan kruidnagelen en het hele eiland geurt er
naar. Tien tegen één, dat de kruidnageltjes in uw keuken uit
Zanzibar komen.
Ik werd daar aan het vliegveld opgewacht door onze agent,
mr. MacOwen, een gezellige Schot, die me meteen vertelde,
dat ik niet de enige Hollander was, die op dat moment in
Zanzibar verbleef. Prins Bernhard was ook pas aangekomen op
doorreis van Zuid-Afrika naar huis. We hoorden, dat de Prins
de volgende morgen om kwart voor acht weer zou starten en
omdat ik zelf om acht uur weer naar het vaste land zou vliegen,
zouden we wel iets van dit vertrek kunnen zien. En zo stonden
we aus de volgende morgen weer op het vliegveld gereed voor
het vertrek.
Daar was de heer Sonderman en de verdere bemanning van de