Televisie in Caracas
Reactie op de Redactie
bijten". Ook in 1740, 1763 en 1783 is men daartoe moeten
overgaan. Het is begrijpelijk, welke enorme kosten daarmee
gingen gepaard, maar water moest er zijn en ook bier en zo
moest men wel, of men wilde of niet.
Maar in de achttiende eeuw raakte de Amsterdamse brouw
nering steeds meer in verval en de brouwers konden zich op
den duur niet meer veroorloven om de extra kosten van de
winterse watervoorziening, niet alleen voor zichzelf maar voor
de gehele stad, geheel alleen te dragen. Er is toen natuurlijk
lustig gebakeleid met de burgemeesters van de stad en er zijn
verschillende regelingen getroffen, maar het einde is toch ge
weest, dat de ijsbreker op 7 November 1786 door de brouwers
aan de stad werd overgedragen.
Als stadsijsbreker heeft het gevaarte toen nog menige reis naar
Weesp gemaakt en nog tot 1860 is hij voor de winterse water
voorziening beschikbaar gebleven. Maar toen waren wij zoetjes
aan modern geworden en had de gemeentelijke waterleiding
inmiddels de taak van brouwers en professionele waterhalers
overgenomen.
De ijsbrekerperiode had toen echter zo'n tweehonderd jaar ge
duurd en waar de Amsterdamse brouwers, ook onze voorvader
De Hooiberg, er zo nauw bij betrokken waren, mogen wij mej.
van Eeghen voor haar onderzoekingen en haar publicatie daar
van in het Jaarboek van Amstelodanum stellig zeer erkentelijk
zijn.
vdz
☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆☆■ft
Het televisieprogramma dat in Caracas door onze brouwerij aldaar
gesponsored wordt had tot heden één foutin de pauzes werd op een
te nuchtere ivijze aangekondigd dat dit een programma was dat aan
geboden werd door de Heineken's Brouwerij. Onze reclamemensen
in Venezuela zochten naar een oplossing en vonden er één. Een
gezellig caféterras met echt dansende figuren en een orgelman die
echte orgelmuziek produceertzorgen voor een levendig en nuttig
pauzeteken. Hoewel ivij slechts een statische foto kunnen afbeelden,
kunnen we ons toch goed voorstellen hoe vrolijk het op dit terras
zal toegaan wanneer de veer is opgewonden.
Geachte Redactie,
Het opnemen van de pen is niet mijn dagelijks werk. Ik schrijf
alleen als het nodig is, als ik iets te zeggen heb, zulks in tegenstel
ling tot U, Redactie, die zo vaak schrijft zonder enige noodzaak.
Wat kan het mij nu bijvoorbeeld schelen of meneer Jansen naar
Venezuela is vertrokken of dat meneer Pietersen een paar maan
den (toe maar!) verlof in Nederland komt doorbrengen. Wat
interesseren mij al die dure reisjes? Ik zou ze ook wel willen
maken, maar voor mij betaalt de baas ze niet, en mijn eigen porte-
monnaie reikt misschien net tot Zandvoort aan de Zee.
Ik zal U vertellen, dat ik één van uw trouwste lezers ben. Redac
tie! Als „Vers van 't Vat" komt (nou ja, vers!) dan lees ik het in
één adem uit om te zien of er nu eindelijk eens een keer wat inte
ressants in staat, maar steeds weer zeg ik: néé! Je neemt er, om
met een bekend voorzitter van een bekend comité te spreken,
niks van méé.
Begrijp me wel, Redactie, ik misgun U uw bijbaantje niet. Het
lijkt me wel leuk, niet te zwaar met dat anderhalve blad per jaar
en het schuift natuurlijk behoorlijk! Laten we eerlijk zijn, ik gun
iedereen in deze dure tijden een bijverdienste, maar dan moet er
ook wat voor gebeuren! En meer op z'n Hollands! Zijn wij een
Hollandse brouwerij of niet? Is ons bier soms slechter dan dat van
Singapore of Lagos? Zijn wij een filiaal van Caracas of is dat mis
schien andersom?
Ik heb deze brief opzettelijk zo rustig mogelijk gehouden en heb
ervoor gezorgd niet te vervallen in die verderfelijke Hollandse ge
woonte van „kankeren". Maar ik daag U dan ook uit, dit schrij
ven in uw blaadje te publiceren!
Inmiddels teken ik met volstrekte hoogachting,
J.
Zeer geachte heer J.
Wij willen U niet tegenspreken wanneer U zegt dal het opnemen
van de pen niet uw dagelijks werk is, dit schijnt tromuens bij
practisch alle lezers van dit blad het geval te zijn. De medewer
king uit deze kring kunnen wij nml. slechts zeer matig noemen
en dat terwijl de redactie niet nalaat ieder nummer te beginnen
met de mededeling dat Vers van 't Vat een blad is van en voor
het personeel van de Heineken's Brouwerij. Uit deze stelling
vloeit ook voort dat wij wel moeten opnemen dat mijnheer
Jansen naar Venezuela is vertrokken en dat mijnheer Pietersen
zijn (welverdiend, mijnheer verlof in Nederland komt door
brengen.
Dat U ons blad in één adem uitleest verheugt ons bijzonder, niet
alleen beiuijst dit dat U goede longeti heeft maar het schenkt ons
tevens het genoegen te bemerken dat althans één lezer tot en
met de laatste pagina komt.
Dat U er „niets van meeneemt" interesseert ons niet, dat is nml.
niet de bedoeling van een personeelsblad. Wanneer U daar naar
zit te snakken dan kunnen wij U een abonnement op de Blauwe
Vaan van harte aanbevelen.
Uw insinuatie dat de redactie financiële voordelen uit haar werk
voor dit blad zou trekken leggen wij met verontwaardiging naast
ons neer.
Ten slotte dit: U krijgt uit ons blacl de indruk dat het bier in
Lagos en Singapore beter zou zijn dan het bier uit onze brouwe
rijen in het moederland, U krijgt zelfs de indruk dat wij een filiaal
(sic.!) van Caracas zijn! Hierop is maar één antwoord mogelijk:
in die landen zitten Hollanders die wel de moeite nemen om de
pen op te nemen en hun zeer gewaardeerde bijdragen voor Vers
van 't Vat. naar het verre Holland sturen.
Wanneer U in Zandvoort aan de Zee bent schrijf ons dan eens
een aardig verhaal!
DE REDACTIE
6