Eibers onderscheiden GREPEN UIT DE WERELDLITERATUUR 13 dat de goede verzorging van de Koninklijke paarden in onze stallen niet onopgemerkt is gebleven. Als blijk van waardering voor deze goede zorgen werd tijdens het bezoek van Koning Haakon van Noorwegen de chef van de garage en stallen te Amsterdam, de heer Eibers, onderschei den met het Zilveren Kruis van Verdienste van het Huis van Oranje. De Eerste Stalmeester van het Hof, Jhr Bisschoff van Heems kerk, kwam persoonlijk de onderscheiding uitreiken. Als plaats van uitreiking werd, zeer toepasselijk, de stal gekozen. Op de eerste foto ziet U de heer Eibers op het moment dat hem de onderscheiding werd opgespeld. Op de tweede foto van rechts naar links: Mr B. ter Haar, Jhr Bisschoff van Heemskerk, de heer J. Eibers, mevrouw Eibers, majoor van 't Hout en de heer van Haaften. In het vorige nummer van Vers van 't Vat schreven wij een artikeltje over de Koninklijke paarden, die dit jaar al diverse malen hebben gelogeerd in de stallen van de Heineken's Brou werij te Amsterdam. Dat dit artikeltje de aandacht van onze lezers had, bleek onder anderen uit een brief van de heer T. Osinga uit Den Haag, gepensionneerd koetsier uit Amster dam. Hij haalt in deze brief herinneringen op aan de oude tijd en noemt namen als Jupiter, Harras en Baran, paarden, waar mede hij in de goede oude tijd heeft gereden. Het zal hem en met hem vele anderen die liefde voor paarden en eerbied voor hun verzorgers hebben, plezier doen te horen Uit: De barre zomer van vier en vijftig ....schoof hij dichter bij het Buta-stel- letje, zijn kleumende handen uitstrek kend naar de blauw groene vlam. Nors luisterde hij naar het suizen van zijn vacantiecenten, die via de brander uit vloeiden in het schamel gemeubelde vertrek. Onzeker schuifelde Mien op haar stoel heen en weer, schuchter opziende naar Hermans ruige kop. Telkens opende zij de mond, als wilde zij iets zeggen, maar telkens weer zweeg zij als zij de dorstige uitdrukking zag in Hermans hunkerende ogen. En toch. „Herman", stamelde zij op 't laatst, ..Her man, als hij er maar doorheen komt!" Herman sprong op, als door een adder gebeten. In twee stappen was hij bij de deur, die hij open rukte. Loeiend nam de wind bezit van het kleine kamertje. De lamp zwaaide van links naar rechts en klodders zeeschuim kletterden in de koekepan, waarin zoeven nog het spek had gesist. Met een smak smeet hij de deur weer dicht, veegde het zeewier uit zijn ogen en het zand tussen zijn tanden knarsend, v mompelde hij: „Het móet! zo is het toch ook niet uit te houden!" Weer verstreek een half uur, waaraan geen eind scheen te komen. Vérder smeet de zee zijn branding op het strand, hoger gierde de storm door de naden en kieren van het wrakke zomerhuisje 75.— per week) Dan een gestommel bij de deur, een roe pen, dat op een kreunen leek. Achter hen vielen de stoelen om toen zij tegelijk op de deur afsprongen. En mèt de storm, met de zee, het zand en de regen tuimel de hij naar binnen: Jan! De tranen schoten Mien in de ogen. Her man verborg zijn ontroering in een knet terende verwensing, Maar temidden van dit alles, als een bonk geluk, heroverd op de elementen, stond daar de zoon, de grote zoon en zijn jonge stem schalde door de kamer: „Vader, ik heb hem! Laat het nu maar stormen, laat het maar regenen, ik, heb een hele kist Heineken's!" vdz

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1954 | | pagina 13