VAN DORDTSE BODEM IV 10 SLOT 7orig maal waren wij met de geschiedenis van de Sleutel-Brouwerij blijven steken bij Anthony Repelaer, die in 1622 het twaalf jarig bestand was juist beëindigd na het overlijden van zijn vader de brouwerij voortzette. Wij vertelden reeds dat Anthony van Repelaer een invloedrijk man geweest moet zijn. Van hem wordt medegedeeld dat zijn beroep was brouwer, hij was Raad en Schepen van Dordrecht, Heemraad en penningmeester op den grond van de Merwede, Burgemeester van Dordrecht, Bewindhebber van de Oost-Indische en West- Indische Compagnie. Hij overleed in 1652. Hugo Repelaer (geboren 1620) werd toen voor zijn erfdeel eigenaar van de brouwerij. Ook deze Repelaer bekleedde verscheidene belangrijke functies: Schepen, Raad en Burgemeester van Dordrecht, Kapitein der bur gerij, Heemraad en penningmeester op den grond van de Merwede. Hugo Repelaer leefde in de Gouden Eeuw en aangenomen mag worden, dat met het aanzien van de brouwersfamilie in Dordrecht en omgeving althans aanvankelijk ook de welstand steeg. Toen echter de oude Hugo Repelaer kwam te overlijden en de Erven hun deel resp. in 1692 en 1694 in eigendom overdroegen aan Hugo Jr., was deze toch blijkbaar niet in staat om alles alleen te financieren. Hij associeerde zich althans met Barthout van Slingelandt en dit tweemanschap „regeerde" tot 1727. Blijkens acte van verkoop d.d. 16 September van dat jaar deden de families Repelaer en van Slingelandt, daartoe vermoedelijk door een of meer sterfgevallen ge dwongen, de brouwerij over aan Philips van Haarlem. Hiennede werd toen de periode van 221 jaren afgesloten gedurende welke „de Sleutel" steeds in eigendom aan dezelfde familie toebehoorde. Inmiddels hadden zich in onze gewesten belangrijke veranderingen voorgedaan in de gebruiksgewoonten, welke niet nalieten ook in de wereld der brouwerijen invloed uit te oefenen. Als eerste concur rent van het bier deed zich voor de brandewijn, vooral toen in Holland de z.g. korenwijn-branderijen ontstonden en geen invoer (o.m. uit Frankrijk) meer behoefde plaats te vinden. Concurrent nummer twee was de koffie, die oorspronkelijk uit Abessynië afkomstig halverwege de zeventiende eeuw in Europa haar intrede deed. Het eerste „koffijhuis" werd in 1671 in Marseille geopend; in 1693 waren er in Londen al 300, vandaar kwam het gebruik naar ons land. De derde concurrent was de thee, aangevoerd door de Oost-Indische Compagnie, doch het gebruik hiervan had voorlopig nog weinig om het lijf; eerst in latere eeuwen nam de import van dit artikel sterk toe. Bovendien gingen de tot welstand gekomen burgers zich meer en meer van bier afwenden: het stond beter wijn te drinken. Al deze factoren leidden er toe, dat succesvolle exploitatie van de brouwe rijen moeilijker werd en hun aantal geleidelijk verminderde. Tot 1780 bleef „De Sleutel" in bezit van de familie van Haarlem, doch in dat jaar werd Mr Philips Vrolykhert de eigenaar. De ge schiedenis vermeldt niet of de nieuwe eigenaar inderdaad vrolijk van hart was, maar veel aanleiding tot vrolijkheid was er in de ko mende jaren niet. De Franse revolutie stond voor de deur en moei lijke tijden voor Holland braken aan. Deze tijden zullen er dan ook wel niet vreemd aan zijn geweest dat de brouwerij nu vrij snel achtereen enkele malen van eigenaar wisselde. In 1805 deed Mr Vrolykhert haar over aan Gerrit Weymans en deze verkocht haar in 1812 al weer aan Willem van Welsenis en Huybert Kuyl. Xa zeven jaren ging het bedrijf andermaal in andere handen over: Cornelis Pieren was de nieuwe eigenaar. De rust (in later jaren zelfs gezapige rust), welke in de Nederlanden heerste onder het bestuur van de Koningen Willem I, II en III weerspiegelt zich ook in de leiding bij de Sleutel. Cornelis Pieren bleef aan het hoofd tot 1854 en werd in dat jaar opgevolgd door zijn zoon J. N. Pieren. Deze dreef de zaak tot 1887 en verkocht haar toen aan de heren van Epenhuysen en de Kat van Hardinxveld, die het bedrijf tegelijkertijd omzetten in een naamloze vennootschap. Inmiddels was in ons land een reactie ontstaan tegen het toegeno men sterke drank gebruik (mede veroorzaakt doordat de Nederlandse brouwerijen niet met hun tijd meegingen, hetgeen aan de kwaliteit van het bier te merken viel). Vooral Prof. Gerrit Jan Mulder naar wie in Rotterdam later een straat werd genoemd hield in zijn in 1857 verschenen geschrift een warm pleidooi voor een toenemend bierverbruik. Een en ander leidde er toe dat men het buitenland ging navolgen en dit had als resultaat dat in het laatste gedeelte van de negen tiende eeuw de bovengistende brouwmethode algemeen werd vervan gen door de ondergistende. Deze wijze van brouwen vereiste echter veel bedrijfskapitaal en de brouwerij-wereld ging zich hierdoor con centreren op een aantal grotere bedrijven. Een concentratie overigens, die mede door de teruggang van de bierconsumptie in de eerste helft van de twintigste eeuw alweer een gevolg van de opkomst van nieuwe dranken, o.m. limonade-gazeuse (het „kogelflesje", kent U het nog?) en later de vruchtenlimonades en chocoladedranken tot op de huidige dag voortgaan. Een gelukkige omstandigheid is, dat juist de laatste jaren het bierverbruik per hoofd der bevolking in Nederland tengevolge van de gevoerde reclamecampagne, maar ver moedelijk ook door de invloed van het buitenlandse voorbeeld, zich weer aardig herstelt. In 1953 kwamen de aandelen van De Sleutel in het bezit van Heineken hetgeen echter niet betekent, dat de Sleutel-brouwerij nu zal ophouden te bestaan. Integendeel, de oudste brouwerij in Neder land zal een der door Heineken gevoerde biersoorten blijven brou wen en bottelen en zo zal naar wij hopen nog vele jaren „De Sleutel" haar erenaam „oudste industrie van Nederland" mogen blijven voeren.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1954 | | pagina 10