GESPREKKEN IN 'T BEDRIJF 3 Onze excursieleider in Rotterdam, de heer J. M. Deen, ging 1 Maart j.l. met pensioen en daarom zijn wij kort voordien eens naar het kleine kamertje naast de cor respondentie-afdeling getogen voor een praatje met deze in Rotterdam, zowel in de fabriek als op kantoor, zo populaire figuur. Wij staken maar meteen van wal. „Meneer Deen, hoeveel jaren hebt U er op zitten nu U met pensioen gaat?" „Wel, dat zijn er wel geteld zeuven en veertig." „Kunt U nog iets vertellen van Uw werk bij de brouwerij in vroeger jaren?" „Natuurlijk. Ik begon als jong maatje bij de expeditie Later werd het de boekhou ding en weer la ter werd ik belast met de leiding van het filiaal aan de Parallelweg in Rot terdam. Vervolgens had ik de zorg van het filiaal Den Haag uit die jaren da teert mijn verhui zing naar de residen tie en na de laat ste oorlog keerde ik weer terug op het hoofdkantoor in Rot terdam." „Vermoeit het „fo rensen" U niet?" „Gelukkig niet. Ik loop nog vrijwel da gelijks zo'n twee uur door de brouwerij en verwerk daarbij meer dan 800 trap treden. Dat ik om half zeven op moet om tijdig in Rotter dam te zijn deert me, goddank, niet in het minst." „En over vroeger?" „Over vroeger? Tja, zo'n kleine 50 jaar geleden waren de werkuren wel een beetje langer dan vandaag. Soms van 's morgens zeven tot 's avonds tien en dan nog vaak 's Zondags. U kent misschien het verhaal van de brouwerij-man, wiens zoontje zich over hem beklaagde: „Opa, die man, die 's Zondags wel eens komt eten, heeft me een klap om me kop gegeven." Zo ging dat in die goeie ouwe tijd, die toch evengoed gezellig was. Er moet wat te mopperen zijn, want altijd wind mee geeft slechte matrozen, niet waar?" „Er werd toen een aardig glaasje bier gedronken. Oók op kantoor. Ik had meneer Keidel wel eens wil len horen als hij een melkboer op de brouwerij had zien rondgaan met honderden flesjes melk, zoals van daag de dag gebeurt. „Nee maarrr, dat is verschrik kelijk(als U begrijpt wat ik bedoel!). „Nee, het was toen wel allemaal anders als nu. Werk, levensgewoonten. In mijn jeugd liepen de kinderen met snotneuzen, nou lopen de snotneuzen met kin deren." „Doet U het rondleiden nog altijd met ambitie?" „Wis en zeker. Eerst was het wel even moeilijk de juiste toon te vinden, maar al gauw leerde ik de waar heid van het gezegde van die oude brouwer kennen: Alles is een weet en vlooien vangen een handigheid. Uiteraard drink ik bij excursies nog regelmatig mijn glaasje bier, maar dat bekomt me best. Ik zeg maar zo: het is beter dan water, daar gaat een ijzeren gestel als het mijne van roesten. Overigens valt het niet altijd mee om met zo'n troepje mensen, die in een joviale bui zijn na een glaasje bier dat op de rondleiding volgt, gezellig te blijven. Soms denk je wel eens: Hoe kan een moeder van zo'n kind houden. Maar over het algemeen heb ik nooit anders dan gro te hartelijkheid en waardering genoten van onze gasten. Zo'n enkele keer zit het 's avonds in je benen en 's morgens in je hoofd, maar dat hoort bij het vak en als het eens wat later wordt dan denk ik maar: Hoe eerder thuis, hoe eerder ruzie." „Ik begrijp het, in de zomer is het goed voor de dorst en in de winter zorgt koud bier voorwarmbloed, niet waar?" „Meneer, dat zijn woorden als worsten, alleen niet zo vet. Ik zeg maar zo: hij, die het gerstenat ver smaadt, dat is een valse kameraad." „Zo is het, maar a propos, ik hoor dat er van tijd tot tijd nog wel eens een beroep op U gedaan zal worden. De brouwerij wil blijkbaar zo'n voortreffelijke excursieleider nog even bij de hand houden en ik kan me dat levendig voor stellen. U zult dus de excursies en het bier niet hele maal in de steek laten." „Neen, en daar ben ik blij om. Ik denk maar aan dat Oud-Hollandse rijmpje: Wanneer de doctor seit: „Vriend, laat het bierglas staen", Bereidt U tot het graf, 't Is haest om U gedaen. Ik voel me nog kiplekker, zolang de brouwerij me no dig heeft ben ik beschikbaar." En hiermee namen wij afscheid van de vitale excursieleider, die volgens eigen zeggen, nog steeds liever één aardig meisje dan tien lelijke politieagenten ziet en die in toewijding tot ons bedrijf ieder van ons altijd ten voorbeeld is geweest. De heer Deen in actie

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1954 | | pagina 3