Dez' Een dag uit mijn leven eze foto toont een volkomen ander silhouet van de Amsterdamse brouwerij dan we thans gewend zijn. Hij stamt van ongeveer vijftig jaar geleden en veel is aan het gebouwencomplex en de omgeving veranderd. De fraaie gaslantaarns zijn al tientallen jaren verdwenen en de gemoderniseerde brug over de Stadhouderskade wordt thans voor de tweede maal enige meters breder gemaakt, waardoor het al maandenlang een moeizame onderneming is van het kantoor naar de fabriek te komen. Op de hoek van de Stadhouderskade en de Ferd. Bolstraat was het kantoor. In de directiekamer, de hoekkamer, zetelden jarenlang de heren Heineken en Dalmeijer, later de heer Ras. De bovenverdieping was ingericht als woonhuis van de brouwmeester Stuer. In het middelste gebouw was het brouwhuis en het zoethuis ondergebracht De mouterij was op de hoek van de lste z>. d. Helststraat. Tussen mouterij en brouwhuis, in het lage gebouwtje, was de kolen-opslagplaats. Geheel rechts op de foto, in de Ferd. Bolstraat, zien wij de koelbakken en de muur van de oude gistkelder. Het enige dat aan het buitenaanzicht van de brouwerij in al die jaren onveranderd is gebleven, is deze muur van de oude gistkelder, die thans als opslagruimte gebruikt wordt. Nu men op het ogenblik hard bezig is op het terrein een groot, nieuw centraal magazijn te bonzeen, zal ook de oude gistkelder en de muur volgend jaar opgeruimd worden. Niemand zal daar spijt van hebben, want deze oude lelijke muur zoas een doorn in het oog van vele Amsterdammers. Rrrrrt, hè wat O, ja, die verrekte wekker. Een klap op zijn „head", stilte. Ja, maar daar ben je er niet mee. Als de wekker afloopt, wil dat zeggen, dat je er uit moet. Half vijf. Toch eigenlijk geen tijd voor een fatsoenlijk mens. Er uit, wassen, eten, fiets pak ken, want trams lopen zo vroeg nog niet. Het vriest lekker. Op open plekken, in het puin,*) en op de straten, die glad zijn door de mist, voel ik mijn ach terband geregeld wegglijden. Mijn wangen tintelen van de kou en de tranen lopen uit mijn ogen. Door zetten! Als ik nog eens rijk word, laat ik de brouwerij achter mijn huis zetten. Omdat ik lange benen heb, kom ik ongeschonden op de brouwerij aan. Een mees ter op het stalen ros. Als we goed verwarmd zijn, stappen mijn bijrijder en ik in de wagen, die reeds geladen klaar staat. Be stemming Arnhem. De mist slaat op de ruiten en bevriest daar gelijk op. Wanneer we 2 km buiten de stad zijn moet ik er uit om de ruiten schoon te maken. Slechts een gaatje van enkele centimeters kan ik krijgen. Wanneer ik weer naar binnen wil gaan, glij den mijn voeten onderuit en zou ik op mijn snuit gevallen zijn, als ik niet net het spatbord te pakken had gekregen, zo glad was het. Verder. Langzaam, want de grijze muur laat geen 5 meter zicht toe. Het schoonmaken van de ruit moet om de 3 km gebeuren. Ik zal blij zijn als de dag aan breekt. Dat zal schelen in het zicht. Gouda. Mijn ogen worden moe van het turen. Dan plotseling een heel klein rood lichtje. Op dergelijke momenten moe ten de hersenen snel werken. Remmen kan niet meer bij deze gladde weg, mijn bijwagen zou dan dwars over de weg scheren en wat dan gebeuren kan laat zich denken. Links uitwijken kan betekenen, botsing met tegenliggers. Het vriest, harde berm, geen witte paaltjes rechts van de weg, dus over de berm. Het lukt. Bij het passeren zie ik dat het een zandstrooi- auto is met een onooglijk klein achterlichtje. Ik kijk naar mijn bijrijder of hij niet bleek ziet. Die ziet echter altijd bleek, dus ik kan het niet constateren. (Weer verder. Gelukkig begint het te dagen. Het zicht wordt nu iets beter. Utrecht gepasseerd. Plotse ling wijkt de grijze muur en de weg en omgeving lachen mij toe. Wanneer U geen chauffeur bent kunt U zich niet indenken wat een opluchting dat is. In die bedrijven waren mijn benen als ijs gewor den, want maar weinig wagens zijn tochtvrij. Het eerste het beste café is „mijn", snel naar binnen. Een grote „Godin" staat roodgloeiend en wij draaien om en om terwijl onze koffie klaar gemaakt wordt. Koffie niet te drinken, maar „Godin" heerlijk. Ik be doel de kachel, niet het meisje dat de koffie brengt. Weer verder. Arnhem. Lossen, laden. Terug. Verder niets bijzonders gebeurd? Neen, maar het bier was op tijd en daar ging het maar om. En zo ziet U dat niet alleen in het buitenland wat gebeurt. BINNENLANDS CHAUFFEUR. U ziet hieruit dat de schrijver een Rotterdamse situatie beschrijft.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1953 | | pagina 11