He gingen met het autootje f VJ 5 Gisteravond kwamen Theo en Jan mij met het autootje halen „om nog even op een terrasje lekker uit te waaien," zoals ze zeiden. Het was in het wagentje broeierig heet en ik zat te kleven op de bekleding, „maar wat hindert dat," dacht ik, „we zijn er zo en alles beter dan de tram, die met deze hitte walmt van de mensenluchtjes." Ze vroegen waar ik naar toe wilde en ik opperde „Het Kalfje, heerlijk aan het water" en dacht bij mezelf „dan ben ik tenminste binnen tien minuten uit deze broeikas." „Wat ben jij toch bescheiden," constateerde Theo goedkeurend, „wij hadden gedacht ergens de boule vard, Scheveningen b.v." Ik rekende jachtig dat Scheveningen met dit auto- tje zeker een dikke anderhalf uur zou zijn. De zee kant moest ik hun dus uit het hoofd praten, koste wat het koste. In het binnenland was betrekkelijk alles lood om oud ijzer en maakte ik met mijn Kalfje weer een redelijke kans. Alle ongemakken die ik in Scheveningen in de loop der jaren had ondervonden, somde ik op. Na vier minuten was Jan overtuigd, na zes minuten was Theo murw. „Laten we dan maar de kant van Utrecht opgaan," stelde die in één adem voor. Utrechtse terrasjes liet ik mijn gedachten pas seren, maar geen kon halen bij mijn Kalfje. Een uur later reden we door Utrecht en Jan vroeg mij gretig of ik de Arnhemse Bovenweg kende. Nu heb ik drie jaar vlak bij de Arnhemse Bovenweg gewoond en ik ken er een groot stuk van als had ik er zelf elke boom en struik geplant. Maar ik merkte dat Jan er naar snakte mij als een ervaring de Arnhemse Bovenweg te laten zien en zei dus maar vaagjes, dat ik meende dat hij ergens in de buurt moest zijn. Even later zwaaide ik mijn lof en Jan zijn adoratie uit over de Arnhemse Bovenweg en bedacht Theo dat hij eens in Apeldoorn op zo'n gezellig terrasje gezeten had. Als gekken hebben we naar Theo's terrasje ge zocht. Naar de meest knusse en intieme terrasjes werden we verwezen, maar geen beantwoordde aan Theo z'n herinnering, en verdrietig draaiden we Apel doorn de rug toe. „Als we eens naar Arnhem gin gen," stelde Jan voor, waarschijnlijk om Theo over de teleurstelling van zijn oude liefde heen te helpen. Maar ik had mij op kunnen werken tot bewonde ring voor de Arnhemse Bovenweg, had met enthou siasme terrasjes kunnen doen uitsluitend en alleen mij geschraagd wetend door de zekerheid dat aan alles een eind komt en dit lijden binnen twee uur geleden zou zijn, en ik weer zalig rustig thuis zou zitten. Arnhem kon er beslist niet meer bij. „Wordt dat niet wat vermoeiend voor Jan," wei felde ik. Maar dat was er zo naast. Jan had me nog wel Groningen en Leeuwarden willen laten zien. „Het wordt misschien wel wat laat," schuchterde ik en toen gingen we terug richting Utrecht. De meeste gehuchten en gehuchtjes op de Veluwe hebben we nog even aangedaan, „zo gezellig om even een indruk op te doen," vond Theo en ik be aamde, want we gingen richting huis. In Utrecht bedacht Jan opeens dat we nog niet op een terrasje gezeten hadden en we dronken haastig een drabbig kopje koffie, het bier was op en de limonade niet koud, op een grijs terrasje in het hartje van Utrecht, waar trams en bussen in wolken stof voorbij denderden. Om kwart voor één was ik thuis, viezer, plakke riger en warmer dan ik de hele dag geweest was. „Dat is het voordeel van een auto," zei Theo bij het afscheid, „je bent er zo." Het lag op het puntje van mijn tong om te zeggen „inderdaad, we hadden er zo kunnen zijn," en dacht smachtend aan het Kalfje, maar ik vond het zo onhartelijk en animeerde dus maar „ja, zalig" en in een uiterste poging om beminnelijk te zijn, ging ik met ware heldenmoed voluit op mijn akelig prik kende slapende voet staan en voegde er nog aan tos „en zo comfortabel". 21 JUNI Volop staan de zomerkleurtjes Op de weiden en in 'l bos; Volop geuren zomergeurtjes Tussen 't gras en in 't mos. Volop glijden wherries, kano's Door het natte element; Volop zijn de zomersporten Hare rechten toegekend. Volop wordt door mens, dier, planten Voor 't seizoen toilet gemaakt; 't Leeft en lacht aan alle kanten, Héél de wereld is ontwaakt! H. v. Z. HEINEKENS BIER In 't voorjaar als zo af en toe De zon door 't venster kijkt, De kersenboom van buurman Weer in volle glorie prijkt. Des zomers als de landman, Nat van 't zweet zijn velden maait, Of als de herfstwind alle blaadjes Van de bomen waait, Of 's winters als 't koud is, En de kachel lekker brandt, Voor 't hele jaar de goede raad: Houdt Heinekens bij de hand. Refrein: Heinekens bier, knapt je op en verjaagt de [narigheid. Heinekens bier, geeft je steeds weer moed en [smaakt altijd. Heinekens bier, breng maar vast 'n pintje hier, Dat geeft weer lust in 't leven, dat geeft [je veel plezier. Wanneer je na je dagtaak Weer vermoeid je huis in valt, Een telegram van schoonmama Je stemming weer verknalt, Ze je laat weten: Voor 'n maand Kom ik bij jullie in, Want jullie zijn zo goed voor mij, Dat is zo naar mijn zin. Wanneer je dan tot overmaat Een dwangbevel ontwaart, Neem dan 'n Pils van Heinekens, Dat houdt je doodbedaard. een excursionist

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1953 | | pagina 5