Uit het rijk van Heineken 5 In het maandblad VNF (Vereniging Nederlands Fabrikaat) troffen wij onderstaand verhaal over de ontwikkeling van onze buitenlandse brouwerijen in den vreemde, dat wij gaarne overnemen in Vers van 't Vat. Het eerste deel plaatsen wij nu, het tweede in ons volgend nummer. Dit stukje geschiedenis zal velen van ons bekend zijn, maar voor vele anderen zal het interessant zijn hiervan kennis te nemen. NEDERLANDSE INDUSTRIE in den vreemde. In het laatste gedeelte van de eerste wereldoorlog verkeerde de brouwindustrie in Nederland in moei lijke omstandigheden, omdat een behoorlijke grond stof fenvoorziening niet meer mogelijk was. Alleen bier van zeer laag gehalte kon worden afgeleverd; bij het publiek viel dit bier niet erg in de smaak, waar door de omzet van de brouwerijen sterk daalde. Ver schillende kleinere brouwerijen kwamen in dusdanige moeilijkheden, dat zij naar mogelijkheden uitzagen om hun bedrijf van de hand te doen. De Heineken's Bierbrouwerij Maatschappij was ook in die jaren zeer conservatief beheerd en stond er derhalve in verhou ding gunstig voor. Zij was daardoor in staat een aantal van deze kleine brouwerijen over te nemen en aldus de omzet van haar eigen bedrijven in Amsterdam en Rotterdam te vergroten. Deze omzet overtrof tenslotte die van enige andere brouwerij in Nederland. Omstreeks het jaar 1925 ging de maatschappij uit zien naar nieuwe beleggingsobjecten; haar voorkeur ging hierbij voornamelijk uit naar beleggingen op haar eigen gebied, waarop zij in elk opzicht deskun dig was. Inmiddels was de positie van de Nederlandse brouwerijen in het algemeen echter verbeterd, zodat mogelijkheden om bedrijven hier te lande over te nemen zich niet voordeden. Heineken was derhalve vanzelf genoodzaakt deze in het buitenland te zoeken. De eerste stap hiertoe werd gezet in 1927 met de overname van de Brasserie Léopold S.A. in Brussel. Door modernisering van de technische outillage wer den de mogelijkheden van deze brouwerij vergroot. Haar producten genieten thans een uitstekende repu tatie en de omzet geeft niettegenstaande de grote concurrentie op de Belgische markt reden tot tevre denheid. Intussen was door naarstig zoeken op brouwtech- nisch gebied ook de positie van Heineken op de exportmarkt verbeterd. Terwijl vóór 1920 een in de tropen houdbaar bier vrijwel uitsluitend kon worden gemaakt door de Beck's Brouwerij te Bremen, was het langzamerhand gelukt in Rotterdam bier van een gelijkwaardige kwaliteit te vervaardigen. Toen dan ook contact werd verkregen met een Frans-Zwitserse groep van brouwerijen, welke intenties had een brou werij te bouwen in Nederlands-Indië, bestond er uit een technisch oogpunt geen bezwaar meer tegen de uitvoering van een dergelijk plan. Gedurende een studiereis van één van de Franse en één van de Neder landse heren bleek het echter de voorkeur te ver dienen niet in Nederlands-Indië, maar in Singapore te beginnen. Met de bekende firma Fraser Neave te Singapore, welke mineraalwater- en limonadefabrie- ken exploiteert in Singapore en in verschillende andere plaatsen op het schiereiland Malakka en welke in dit gehele gebied over een goede verkoopsorgani satie beschikt, kwam men tot een overeenkomst, welke in 1931 de oprichting tengevolge had van de Malayan Breweries Ltd. Fraser Neave belastte zich met het commerciële beheer, terwijl Heineken de technische leiding verkreeg. Onmiddellijk werd met de bouw van een brouwerij begonnen en reeds in het najaar van 1932 werd het eerste bier afgeleverd. De samenwerking tussen Fraser Neave en Heineken leidde tot een volledig succes. De brouwerij Beck, die door de oprichting van deze brouwerij in Singapore en van een andere brou werij onder Belgische leiding in Soerabaja zich in dit gedeelte van de wereld op haar exportmarkt bedreigd zag, besloot intussen met behulp van een dochter maatschappij twee brouwerijen te bouwen, waarvan er één in Singapore en één in Batavia zou verrijzen. Zij was hierdoor in de gelegenheid in Singapore een heftige concurrentiestrijd met de Malayan Breweries te voeren, welke - wanneer deze in Singapore tot verliezen mocht leiden gefinancierd zou kunnen worden met behulp van in Batavia gemaakte win sten. Dit bracht voor de Heineken's groep de nood zakelijkheid met zich mede ook in Nederlands-Indië een brouwerij te hebben; aangezien men de twee toen in Nederlands-Indië bestaande brouwerijen niet nog met een derde wilde vermeerderen, werd contact gezocht met de Belgische maatschappij, de S.A. Inter nationale de Brasserie (Interbra) en met de met Bel gisch geld gefinancierde Nederlandse maatschappij „Cobra", die naderhand werd omgezet in een doch termaatschappij van de H.B.M. Langs deze weg werd de meerderheid verworven van de aandelen in de Nederlands-Indische Brouwerij te Soerabaja. Daar deze brouwerij volgens een ander procédé werkte dan het hier te lande gebruikelijke, werd na de overname een nieuwe afdeling aan de brouwerij toegevoegd, waardoor men in staat was bier te maken, hetwelk de eigenschappen van het Nederlandse Hei neken's Bier benaderde. Bovendien werd de naam van de brouwerij veranderd in N.V. Heineken's Nederlandsch-Indische Bierbrouwerij Maatschappij (tegenwoordig Heineken's Indonesische Bierbrouwerij Maatschappij N.V.). Zowel de technische als de commerciële leiding van deze brouwerij berusten bij Heineken. Via de bovengenoemde Belgische relaties werden verder aanzienlijke belangen verkregen bij brouwe rijen in de Belgische Congo (Léopoldville en Coster- mansville) en in Egypte (S.A. des Bières Bomonti te Cairo en Crown Brewery S.A. te Alexandrië). Middelerwijl had het concern zich zij het dan uitsluitend financieel geïnteresseerd in diverse brouwerijen in Frankrijk. (Wordt vervolgd.) De heer D. Kidman, onze agent in Georgetown (Demerara), temidden van een deel van zijn Heineken's voorraad.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1953 | | pagina 5