9??r 3. M aar
3
i/i A volbrachte studie en na korte tijd werk-
zaam te zijn geweest bij een van de grote
Banken,-trad de Heer Ter Haar in Mei 1936
in dienst van de H.B.M.
Hij vond een plaats op een aldeling, die men des
tijds nog niet algemeen voor „vol" aanzag: de
tegenwoordige afdeling „Buitenlandse Brouwe
rijen". Deze afdeling bemoeide zich in 1936 nog
maar uitsluitend met de Nederlands Indische Bier
brouwerij, tie N.I.B. (vandaar dat oudere lieden
onder ons, als ze over de buitenlandse afdeling
spreken, haar nu soms nog hardnekkig de „Nip"
noemen).
De kleine bezetting van die afdeling (écn meisje,
2 mannen) leerde de Heer Ter Haar al gauw ken
nen als iemand met zeer veelzijdige belangstelling
voor alles wat op het bedrijf betrekking had, maar
tevens als een plezierig collega, die met ernst waar
het nodig en vooral ook met een lach waar het mo
gelijk was, zich aanvankelijk voornamelijk aan
secretariaatswerkzaamheden wijdde.
De „Nip" ging zich ontwikkelen tot afdeling B.B.
(buitenlandse brouwerijen) en de Heer Ter Haar,
zonder zich te distanciëren van alles wat meer
rechtstreeks te maken heeft met het product, dat hij
meer dan alle andere dranken waardeert, gaat zich
ook in hogere sferen oriënteren, n.l. op het inter
nationaal financieel terrein. Naar zijn adviezen
luistert men graag en alles wijst er op, dat de H.B.M.
in de toekomst nog veel van hem mag verwachten.
In September 1939 breekt de oorlog tut. In de
daaropvolgende maanden ontwikkelt zich bij onze
nieuwe directeur het verlangen om het vaderland
op de een of andere wijze te dienen en als in Mei
1940 Nederland bij de ramp wordt betrokken aar
zelt hij niet om met zijn vriend en collega Ras naar
Engeland uit te wijken en zijn diensten aan de
Nederlandse regering aan te bieden.
Dan volgen de jaren van militaire dienst in de
Prinses Irene Brigade en in 1945 zien wij hem weer
gezond en wel in Amsterdam terug.
Aanvankelijk was het toen de export, die zijn
volle aandacht vroeg, terwijl de verschillende bui
tenlandse brouwerijen al spoedig volgden. Het was
een tijd van wederopbouw en zij, die de nieuwe
directeur van de H.B.M. meer van nabij leerden
kennen, weten, dat hij juist zulk werk in het bijzon
der ambieërt. De Heer Ter Haar vat dit werk
enthousiast op als een spel en zijn medespelers weet
hij tevens enthousiast te maken voor de wedstrijd,
die voor de H.B.M. wordt gespeeld, hetzij in het
binnenland of in het buitenland.
De export-afdeling, die onder leiding van de Heer
Feith zich voor de oorlog al steeds meer ontplooide,
begon na 1945 met de Heer Ter Haar op de com
mando-brug zeer belangrijk te worden, ongetwijfeld
dank zij zijn energie, die op allen inspirerend
werkt, maar ook voor een groot deel omdat de Heer
Ter Haar van zijn medewerkers en zakelijke relaties
al spoedig vrienden maakt en hoe kan je beter
„daden van koopmanschap" bedrijven, dan in een
sfeer van vertrouwen.
Hier, in Vers van 't Vat, maken wij graag van de
gelegenheid gebruik om de Heer Ter Haar nog
maals hartelijk geluk te wensen met zijn eervolle
benoeming en de hoop uit te spreken, dat hij nog
vele jaren in het belang van de H.B.M. werkzaam
mag zijn.