Een grote dag voor Singapore
7
Een spelmoment uit de bad-
minton-match, (een soort
tennisspel) waarmede de
zaal werd ingewijd. Als bij
zonderheid zij vermeld, dat
een der vier spelers is de
employé van Malayan, Ong
Poh Lim, een der beste bad-
minton-spelers van Malak-
ka, die reeds verscheidene
malen als internationaal
uitkwam.
Toevalligerwijze waren wij getuige van de grootse
wijze, waarop Singapore de 22ste September j.l.
zijn „City Day" vierde. Op deze dag werd door
de Britse gouverneur aan de burgemeester het
door de Koning getekende charter overhandigd,
waarin aan Singapore stadsrechten werden ver
leend. De Engelse autoriteiten in groot tenue, de
vertegenwoordigers van de drie grote bevolkings
groepen Chinezen, Indiërs en Maleiers in hun
officiële klederdracht en de militaire bands met
hun Oosterse blaasinstrumenten, door Indiërs van
machtige baarden uit bespeeld, dit alles gaf aan de
ochtendplechtigheden bijzondere luister. Maar de
echte feestelijkheden begonnen pas die middag. Alle
bedrijven en kantoren waren gesloten, hetgeen iets
bijzonders is, want de Chinezen, die nooit een ge
legenheid om wat te verdienen willen laten voor
bijgaan, werken anders op Zon- en feestdagen gewoon
door, uitgezonderd echter met Chinees Nieuwjaar,
waarop zij voor een heel jaar de bloemetjes buiten
zetten.
Een groot deel van het leven te Singapore speelt
zich af op de lange en brede straat, die zich langs
de kustlijn uitstrekt en waar op gewone dagen een
zeer druk verkeer is van auto's en betj a's (fiets
taxi's). Bovendien is er op de plaats waar de gro
te regeringsgebouwen langs deze boulevard staan,
een enorm grasveld, waar verschillende hockey-,
cricket- en voetbalwedstrijden naast elkaar kunnen
worden gehouden. Dit grasveld was nu zwart of
laten we liever zeggen wit van de mensen en de
band van een Schots regiment met de traditionele
doedelzakken gaf er een concert. De brave Schotten
bliezen met gespannen gezichten op hun instrumen
ten alsof er geen tropische zon was, die hen bescheen
en werden door de duizenden nieuwsgierig aange
gaapt.
Aan het slot kregen zij een matig applausje. Want de
grote belangstelling van de menigte concentreerde
zich op de zee, zodra het donker was geworden. En
daar verscheen inderdaad het wonder, waarnaar de
gehele Chinese bevolking (bijna 80% van Singapore)
al weken tevoren reikhalzend had uitgezien. Een
grote, verlichte draak, 400 voet lang, kwam uit de
zee op de feestvierende stad toezwemmen. Met scherp
genagelde krokodillenpoten bewoog hij zich voor
waarts, roerend met zijn staart en vuurballen uitspu
wend en weer inslikkend. Zo gering als de waarde
ring voor de doedelzakken was, zo groot was het
enthousiasme voor de draak.
De volgende dag vermeldden de kranten dat het
monster op 7 lichters gemonteerd was geweest en
16.000.had gekost.
Er was nog een ander hoogtepunt van de dag dat
op ons meer indruk maakte. Een optocht van ver
sierde en verlichte wagens, waarvan het voorbijtrek
ken een kleine vier uur duurde, wrong zich door de
geweldige menigte. Op kleine vrachtauto's waren
generatoren geplaatst, die met kabels aan voor
of achter hen rijdende vrachtauto's waren ver
bonden, welke laatste fantastische verlicht waren
en volgepropt met verklede, zingende of muziek-
makende Chinezen. Muziek maken is eigenlijk te
mooi gezegd, want het is de kunst om zo veel en
zo regelmatig mogelijk lawaai te maken, hoofdza
kelijk door met metalen voorwerpen tegen bekkens
en borden te slaan.
Behalve wagens waren er ook lange, verlichte draken
die vervaarlijk hun muilen konden opensperren,
met hun ogen rollen en wier lichamen zich in grote
kronkels konden wringen. Aan deze merkwaardige
optocht scheen geen einde te komen.
Maar wij hadden beloofd bij een Chinese vriend nog
een bezoek te komen brengen en van zijn toko uit
een deel van de stoet gade te slaan. Deze belofte
was niet zo gemakkelijk te houden, maar gelukkig
ontmoetten wij de heer Stanley Graig, de salespro-
motor van onze brouwerijen te Singapore.
Het zal moeilijk zijn in geheel Azië een Europeaan
te vinden, die zoveel Chinese vrienden en relaties
heeft als de heer Graig. Onder zijn vertrouwde lei
ding begaven wij ons op weg en het bleek, dat de
enige mogelijkheid om op de plaats van bestemming
te komen was, om maar een poos in de stoet mee
te lopen. Nu had men aan weerszijden van de weg,
wagen aan wagen, vrachtwagens geplaatst, die vol
gepropt waren met kijklustige Chinezen. Door deze
opgetaste mensenmassa bewogen wij ons voort, voor
afgegaan en gevolgd door de felverlichte ketelmu-
ziek-makende wagens. Een gewaarwording om niet