INGEZONDEN
13
Met leedwezen geven wij kennis van het
overlijden op:
3 September 1951 van de Heer
CH. DE WEERD,
gepensionneerd hulp-portier, Amsterdam, op
66-jarige leeftijd.
21 September 1951 van de Heer
ROELOF ADRIANUS VAN PUTTEN,
gepensionneerd mouterij-arbeider, Rotterdam,
op 65-jarige leeftijd.
23 October 1951 van de Heer
M. H. ROMERS,
gepensionneerd ijker, Amsterdam, op 76-jarige
leeftijd.
24 October 1951 van de Heer
L. J. DE LETH,
gepensionneerd kassier (exp.), Amsterdam, op
67-jarige leeftijd.
3 November 1951 van de Heer
LEONARD LEMSER,
gepensionneerd kuiper, Rotterdam, op 75-jarige
leeftijd.
18 November 1951 van de Heer
NICOLAAS KLEY,
chauffeur. Rotterdam, op 43-jarige leeftijd.
BIJ HET OVERLIJDEN VAN NICOLAAS KLEY.
Groot was Maandagmorgen 19 November de versla
genheid onder allen, die onze chauffeur Kley gekend
en met hem samengewerkt hebben, toen zij hoorden
dat hij zo plotseling op 43-jarige leeftijd van ons
heengegaan is.
De beste herinneringen aan hem, die een voorbeeld
voor allen, wat betreft plichtsbetrachting en kame
raadschap was, zullen nog lang bij allen blijven
voortbestaan. Onze gedachten gaan ook uit naar hen,
die achterblijven. Wij beseffen, dat iemand, die op zijn
werk algemeen geliefd was, ook in de familiekring
een lege, niet meer te bezetten plaats, achterlaat.
Mogen ook voor hen de goede herinneringen, die zij
aan hun man en vader hebben, een steun zijn in
deze zo moeilijke dagen.
Mijnheer de redacteur,
Ons maandblad is geen klachtenbureau, maar ik
hoop toch, dat U voor onderstaand stuk een uit
zondering wilt maken, gezien de belangrijkheid
en de onpersoonlijkheid.
Bij de verkiezing van een Rotterdamse afgevaardigde
der weekgelders in het steunfondsbestuur hebben van
de 322 stemgerechtigde werkenden op weeksalaris
er 186 gestemd, waarvan 16 ongeldig. Och, wat een
teleurstelling was dat, vooral voor ondergetekende!
Vier jaar heb ik zitting in het bestuur van het fonds
en het is er steeds loyaal en royaal toegegaan, ge
zien de vele dankbetuigingen, die dat kunnen on
derschrijven.
En gij, Rotterdamse H.B.M.-ers, wat hebt gij ge
daan? Beschamend is de uitslag van de verkie
zing! Het getuigt van weinig interesse voor een
zo belangrijke zaak. Zijt gij allen wel doordrongen
van het grote sociale belang om in geval van ziekte
of nood een steun achter U te hebben? Ik heb
horen zeggen: „Och, ik heb het fonds niet nodig!".
Vrienden, zegt dat zó zachtjes, dat het Noodlot het
niet hoort! Het Noodlot heeft geen breekijzer of
dommekracht nodig om bij U binnen te komen.
Ook Uw deur wordt met een strootje geopend.
Iemand beweerde, dat er principiële bezwaren wa
ren. Och kom, ziekte en tegenspoed erkennen geen
principes! Zij eisen daden. De naam van het fonds
zegt het U:
Steunfonds ten behoeve van het personeel van de
Heineken's Bierbrouwerij Maatschappij N.V.
En nu een goede raad. Is U iets niet duidelijk of
meent ge door omstandigheden buiten Uw schuld
recht te hebben op hulp en ze wordt U onthouden,
dan kunt U zich wenden tot diegene van het Steun
fondsbestuur, die voor Uw groep gekozen is.
Tenslotte, Rotterdamse en Amsterdamse H.B.M.-ers:
Houdt dit fonds in ere! Ziet het niet in Uw eigen
bekrompen kringetje, maar als een groot geheel!
Weest zuinig op het zaad, gegeven en geplaatst door
de Directie; aan ons de taak te zorgen dat het
wortel schiet en groeit tot een machtige boom, die
zijn vruchten afwerpt ten bate van allen, werkzaam
bij de H.B.M.
F. J. HUYBRECHTSE,
Brouwerij Amsterdam.
(Enigszins bekort.)
ARBEID IS LEVEN
Keizer Nero heeft eens gezegd: „Geef ze brood en
spelen en je hoort ze niet meer." Hiermede bedoelde
hij het volk.
Dit gezegde gaat in deze moderne tijd niet meer
op. Het volk van heden wenst iets anders dan brood
en spelen. Het wenst nu maar één ding, n.l. werk,
voor een ieder. Werk is arbeid en arbeid is de
bron voor alle welvaart.
Wat is de mens indien hij niet kan werken. Indien
er geen werk is, of te weinig is, verarmen de mens
en de staat. Geestelijk en lichamelijk gaat de mens
hard achteruit totdat het punt is gekomen waar hij
de belangstelling voor het leven verliest en afzakt
in het berusten. „Het kan mij niets meer bommen
of ik werk of niet."
Hem, die dat overkomt, is verloren voor de maat
schappij.
Wij hebben het gezien in de jaren voor de oorlog,
dat een groot leger van mensen niet aan de slag kon
komen. Geen koopkracht, geen handel. Weinig le
vensvreugde onder de werkende bevolking. Alhoe
wel de tijd nu ook niet zo rooskleurig is als wij dat
zouden wensen, heerst er toch een andere geest onder
de mensen dan voor de oorlog. Er zit nu een drang
onder de mensen om te willen werken.
Hard wordt gewerkt door een ieder om onze handel
op de wereldmarkt te vergroten. Een grote staf van
vertegenwoordigers bereist de gehele wereld om af
zetgebied te verkrijgen voor onze producten. De
overheid, het particuliere bedrijfsleven, alles spant
zich in om werkgelegenheid te scheppen voor onze
bevolking. Een ieder is daarbij gebaat.
Werken is geld verdienen en van dat geld kunnen
wij ons genoegens verschaffen. Dit geeft waarde
aan het leven. Het leven is mooi, maar men moet
het weten te zoeken op de goede plaats.
J. BOS.