SINGAPORE 7 Op een van de reizen van Hr. Ms. „Banckert" werd o.a. in Singapore afgemeerd. Gedurende hun verblijf aldaar brachten de Jantjes een bezoek aan onze brouwerijen, waarvan wij het volgende verslag aan troffen in de Nieuwe Dockumer Courant. Naar de Brouwerij We kregen een uitnodiging van twee bierbrouwe rijen om deze te komen bezichtigen. Hiervan werd dankbaar gebruik gemaakt. Een ploeg van dertig man ging naar de „Tiger" brouwerij, een andere naar de „Anchor" brouwerij. (Ik vergat U nog te vertel len, dat dit geschiedde, terwijl we nog in Keppel Harbour lagen). Met autobussen gingen we ei naar toe. Ik smaakte het genoegen de „Tiger" te bezichtigen Het deed ons wel een beetje vreemd aan toen we, aldaar aangekomen werden verwelkomd met de woorden: „Goeden middag heren. Hartelijk welkom op onze brouwerij". We stonden even met onze oren heen en weer te klapperen, maar we werden spoedig uit de droom geholpen. Heel het technisch gedeelte der beide brouwerijen is in Nederlandse handen en de verkoop, benevens de financiële „bedoening" in Britse. We werden door een zekere meneer Zwart rondgeleid. Eerst werden ons verschillende soor ten mout getoond en werd ons de bouw van een enorme moutsilo getoond, een gebouw van vijf verdiepingen' en toen ging het naar de eigenlijke brouwerij. Ik zal U niet vervelen met het uitweiden over de gehele weg, die wordt afgelegd door de ver schillende producten alvorens U 'Uw potteke gerste nat kunt bestellen, maar wel kan ik U zeggen, dat het „machtig interessant" was. We hebben genoten! De brouwerij zelf was een voorbeeld van Hollandse zindelijkheid; alles was brandschoon! De werkkrachten bestaan in hoofdzaak uit Chinese meisjes, voor het lichtere werk dan natuurlijk. Er zat aardig snoepgoed tussen. Aan de zogenaamde „lopende band" stonden wel dertig van die spleetogige moedermensjes. Daar kwamen de lege flessen binnen en werden onder een temperatuur van 120 graden schoongemaakt. Uit die, laat ik het maar spoelbakken noemen kwamen de bottels weer terug op de band. Daar werden ze gevuld, de dop er op, gecontroleerd op vuil en zo verder naar de etiketteermachine. Alles machinaal We keken onze ogen uit. Na de bezichtiging kwamen we bij elkaar in de „Tiger Tavern", waar we onder het genot van een „Tiger" biertje de rest van de mid dag doorbrachten. Even later kwamen de bussen voor, en wij togen boorawaarts. Velen voelden zich echter geroepen den volke kond te doen, dat „daar bij die molen zo'n aardig meisje woont" en dat „de klok rustig kon blijven luiden en slaan, maar dat er toch geen club in Singapore was, die de Banckert kon verslaan". Al met al was het een reuze middag en we heb ben ons best geamuseerd. Hartelijk dank directie brouwerij AHAMAT BIN MOHAMED alias ALI BIN BAKAR. „Tuan, saja minta sedikit tolong, Tuan, saja punja hati banjak susah-lah, Tuan." („Ik heb moeilijkheden, meneer, en zit daar erg over in en nu heb ik uw hulp nodig.") Met deze woorden kwam Ahamat, z'n platvoeten, want hij doet ook aan „Hilup Malaya", gestoken in een paar Bata-schoenen, binnen. Ahamat, een klein mannetje van X jaren, is chauffeur op één van onze vrachtauto's. Het is zijn manier van „Keep-Smiling" waar men altijd voor valt, zo was het ook deze keer. „Apa susah, Mat?" („Wat is er aan de hand, Mat?") Toen kwam er één van die verhalen die een ieder die deze kant wel eens uit geweest, zich wel zal herin neren. Erg ingewikkeld en het kwam op het volgende neer. In deze gezegende tijden is nl. een ieder in Singa pore en Malaya uitgerust met een Identiteitskaart en zo ook onze Ahmat, hij droeg het ding zeker al 6 maanden trouw in zijn zak, mooi verpakt in een rood lederen étuitje. Nu was de politie, zoals iedere politiemacht die zichzelf respecteert, dat van tijd tot tijd doet, begonnen met straatcontróle en als Ahmat nu 's morgens met zijn lorry op stap was om de mensen van de brouwerij die, voorzover zij niet in brouwerij huizen wonen, van diverse plaatsen opge haald moeten worden, aan het verzamelen was, dan werd hij regelmatig aangehouden om zijn kaart te tonen. „Dat is toch niet erg, Mat, dat gebeurt mij ook iedere dag." Ja, maar de tuan moest weten en toen kwam de aap uit de mouw dat op zijn „Pass" zijn naam vermeld stond als Ahamat bin Mohamed terwijl op zijn rijbewijs daarentegen als Ali bin Bakar en nu had hij tot op dat moment het geluk gehad dat of naar het één of naar het andere document gevraagd werd, maar wat zou er nu gebeuren als er naar beide gevraagd werd. „Maar man, hoe kom je in vredesnaam aan twee namen je bent toch geen Orang jahat" (bandiet). „Tuan, tida marah sama sajar," (niet boos worden, Tuan), maar m'n pleegvader noemde mij altijd Ali bin Bakar en toen ik mijn rijbewijs kreeg heb ik die naam ook opgegeven, maar ik geloof dat mijn ware naam Ahamat bin Mohamed is, want ik kan mij nog herinneren dat m'n ware vader mij Ahamat noemd en zijn naam was Mohamed dus moet ik A. b. M. zijn. Toen Ahmat zijn Identiteitskaart kreeg had hij dus zijn werkelijke of althans de naam die hij dacht dat het was, opgegeven.

Jaarverslagen en Personeelsbladen Heineken

Vers van 't Vat | 1951 | | pagina 7